Olympische beweging draait om 'insluiten', niet om 'uitsluiten'

Over twaalf maanden beginnen in Parijs de Olympische Zomerspelen. Het IOC worstelt met de vraag of en onder welke voorwaarden Russische en Belarussische sporters zouden mogen meedoen. Volgens Gerard Dielessen, ex-directeur de Nederlandse sportkoepel NOC*NSF, moeten individuele atleten niet a priori worden geweerd in Parijs. In de sport draait het om ‘insluiting’ en niet om ‘uitsluiting’, aldus Dielessen, die erbij was toen president Poetin zichzelf in Sotsji in 2014 bij koning Willem-Alexander opdrong voor een biertje. Deel 5 in een serie beschouwingen.

Koning Willem Alexander Poetin Sotsji2014
Olympische Winterspelen anno 2014 in Sotsji. V.l.n.r. president Poetin, koning Willem-Alexander en koningin Maxima. Foto Kremlin. 

Door Gerard Dielessen

Nog steeds is het niet duidelijk of, en onder welke voorwaarden, uit Rusland afkomstige atleten mogen meedoen aan de Olympische Zomerspelen, volgend jaar in Parijs. Dat allemaal als direct gevolg van de inval van Rusland in Oekraïne (februari 2022). De Executive Board van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) heeft, onder leiding van voorzitter Thomas Bach, eind vorige maand een besluit hierover wederom voor zich uitgeschoven.

Ik heb daar alle begrip voor. Een eenduidig, logisch en voor de hand liggende oplossing is feitelijk niet voor handen. Stel dat definitieve uitsluiting van de Russische en Belarussische atleten voor de 33ste Olympische Zomerspelen, in welke vorm dan ook, met zekerheid zou leiden tot het einde van de oorlog in Oekraïne, dan zou het IOC allang een besluit hebben genomen. Maar zo eenvoudig liggen de zaken helaas niet. Sport inzetten als drukmiddel om geopolitieke doelstellingen te realiseren is in de geschiedenis nauwelijks effectief gebleken.

Ingewikkelde kwestie

Dus wordt in het Olympic House in Lausanne voorlopig nog even verder gepuzzeld hoe om te gaan met de ingewikkelde vraag of, en eventueel hoe, Russische atleten kunnen worden toegelaten tot de Zomerspelen van Parijs. Deze worden volgend jaar van 26 juli tot en met 11 augustus in de Franse hoofdstad gehouden.

Bekend is dat IOC-voorzitter Bach vindt dat er hoe dan ook een route moet worden gevonden om die Russische en Belarussische atleten, die part noch deel hebben aan de oorlog in de Oekraïne, te kunnen laten meestrijden om de medailles. Volgens Bach kunnen en mogen individuele atleten nooit de dupe worden van het handelen van hun politieke leiders. Daar valt natuurlijk wat voor te zeggen. Ik verwacht dat, als er goede voorwaarden kunnen worden geformuleerd, Russische atleten onder neutrale vlag mee zullen mogen doen. Ook als, zoals tot nu toe het geval is, de politieke leiding van Oekraïne zich tegen deze oplossing blijft uitspreken.

Een hele ingewikkelde kwestie. Alhoewel niet ideaal zou ik met deze oplossing kunnen leven. Want als de verantwoordelijkheid van het handelen van autocratische dictators ook bij individuele atleten wordt neergelegd, dan betekent dat vroeg of laat het einde van de Olympische Beweging. Dat zou ik toch wel heel erg treurig vinden en is wat mij betreft een weg die we niet moeten willen gaan. Sport is nog maar één van de weinige sectoren die er wereldwijd in slaagt om mensen te verbinden en bruggen te slaan. Laten we dat koesteren. Bovendien is het niet reëel te verwachten dat Russische atleten door intern verzet Poetin op andere gedachten gaan brengen. Wel kunnen ze in dat geval rekenen op heftige repressieve maatregelen.

Olympisme: unieke harmonie in oorlogstijd

Jarenlang heb ik als secretaris-generaal van het Nederlands Olympisch Comité een bescheiden bijdrage mogen leveren aan de ontwikkeling en de bescherming van het Olympisme, waar ik zeer in geloof. Het belangrijkste doel van de Olympische Beweging is meebouwen aan een vreedzame en betere wereld. Geheel in de geest van Pierre de Coubertin, oprichter van de moderne Spelen in 1894.

De Olympische Beweging wil jongeren opvoeden in de Olympische geest: via sport en zonder enige vorm van discriminatie, met wederzijds begrip, vriendschap, solidariteit en fair play, ongeacht je afkomst of godsdienst.

Dat atleten uit meer dan tweehonderd landen in harmonie één keer in de vier jaar tegen elkaar uitkomen tijdens de Olympische Zomerspelen is eigenlijk heel uitzonderlijk. Vooral als je beseft hoeveel landen elkaar momenteel op het politieke en militaire speelveld heftig bestrijden.

Natuurlijk realiseer ook ik mij maar al te goed dat desondanks sport en politiek niet zijn te scheiden, hoe graag we dat ook willen en misschien wel van dromen.

Dat zien we ook nu aan de complexe discussie rondom de deelname van Russische atleten als gevolg van de inval door Rusland in de Oekraïne. Met name autocratieën zetten maar al te graag aansprekende sportprestaties in voor propagandistische doelstellingen. Het belang van individuele atleten wordt daar veelal ondergeschikt aan gemaakt. Bepaald niet een manier die wij hanteren.

Hoe Poetin zich opdrong aan koning Willem-Alexander

Zo maakte ik zelf van heel dichtbij mee hoe president Poetin tijdens de Winterspelen van Sotsji in 2014 zichzelf uitnodigde in ‘ons’ Holland Heineken Huis. Dat herinner ik mij als de dag van gisteren. In de middag van 9 februari kreeg ik een telefoontje van mijn Russische collega met de vraag of Poetin ’s avonds een bezoek kon komen brengen aan onze Nederlandse enclave, waar op dat moment ook Koning Willem-Alexander aanwezig was. Dat verzoek kon uiteraard geen toeval zijn.

Nog voordat het bewuste telefoongesprek met mijn Russische evenknie was afgelopen, begon mijn brein al op volle toeren te draaien. Allerlei vragen kwamen direct naar boven. Moeten we dat wel willen? Wat betekent dat voor onze reputatie? Worden we hier gebruikt als onderdeel van een veel grotere propagandamachine? Wat gebeurt er als we zijn verzoek afwijzen? Ga ik er eigenlijk wel over als verantwoordelijk gastheer in ons eigen huis?

Natuurlijk ging ik er niet over. Via de entourage van de Koning werd contact gezocht met Den Haag. Het duurde niet lang voordat Buitenlandse Zaken ons liet weten dat de Koning en de Koningin de Russische leider konden ontvangen in ‘ons huis.’ Waarschijnlijk om de dialoog ‘open’ te houden. Begrijpelijk, alhoewel ik daar zelf behoorlijke buikpijn van kreeg.

Onder leiding van Poetin had de Doema net voor de Spelen de homowetgeving verder aangescherpt. Organisaties als het COC deden in de maanden voorafgaand aan Sotsji een dringend beroep op NOC*NSF, dus op mij, om de Spelen te boycotten. Ook werd toen al druk gespeculeerd in de media, en dus ook binnen onze delegatie, dat het niet lang zou duren voordat Rusland de Krim (Oekraïne) zou kunnen binnenvallen. Uiteindelijk gebeurde dat ook direct na afloop van deze Winterspelen.

Desondanks ontving ik Poetin later die late februariavond in 2014 samen met ons Koningspaar, de Nederlandse ambassadeur en mijn voorzitter André Bolhuis voor wat nietszeggende smalltalk in ons eigen huis, alwaar de directeur van ’s lands grootste bierbrouwerij vlot een paar biertjes tapte en voor ons neerzette. Behalve een proost nam verder niemand een slok van het heldere gele vocht. Poetin had zijn eigen groene thee meegenomen. De anderen hielden het bij water.

Poetin was uiterst vriendelijk. Geïnteresseerd in hoe we als klein land toch zo succesvol konden zijn, wenste hij ons veel succes in het verdere verloop van het evenement. Voordat hij vertrok nog even snel wat foto’s die de hele wereld over gingen, waarmee hij zijn propaganda doelstellingen had bereikt. Inmiddels weten we, bijna tien jaar later, dat de ‘open dialoog’ met Poetins Rusland ons weinig heeft opgeleverd.

Politiek heeft het primaat

Zou een boycot van NOC*NSF destijds tot een verandering hebben geleid van het toenemende autocratische gedrag van de Russische leider? Nee, is vanzelfsprekend het simpele antwoord. Een sportorganisatie heeft geen enkele basis of legitimatie om een dictator als Poetin voor de laatste keer te waarschuwen. Een besluit over een boycot is wat mij betreft niet aan sportorganisaties, maar aan de politiek. Aan de Verenigde Naties bijvoorbeeld. Aan de Europese Unie of aan onze eigen regering.

Dat laat uiteraard onverlet dat atleten altijd een individuele afweging kunnen en mogen maken of ze aan een evenement willen deelnemen in een land waar ze, bijvoorbeeld omdat het daar niet zo nauw wordt genomen met de mensenrechten, liever niet naar toe willen gaan. Waaruit allemaal nog maar weer eens blijkt dat sport en politiek niet zijn te scheiden.

Laveren tussen sancties en draagvlak

Terug naar de actuele problematiek. De internationale sport en Rusland hebben al jaren een moeizame verhouding. Niet alleen door de inval van Rusland in Oekraïne. Ook doordat Rusland het gebruik van doping in de aanloop naar de Spelen van Sotsji heeft geïnstitutionaliseerd. De Netflix documentaire Icarus geeft een mooi inkijkje hoe dat in zijn werk is gegaan. Dat heeft tot uitsluiting van Rusland geleid bij de Olympische Spelen van Rio de Janeiro (2016), PyeongChang (2018) en Beijing (2022). Alleen atleten die uit Rusland afkomstig zijn en konden aantonen dat ze in het verleden geen doping hadden gebruikt mochten onder neutrale vlag meedoen aan deze Olympische evenementen. IOC-voorzitter Thomas Bach was bij herhaling zeer kritisch en zelfs boos over hoe Rusland op een georganiseerde wijze probeerde de sportieve resultaten te laten beïnvloeden.

‘De manipulatie van de Russen is een aanval op de geloofwaardigheid van de sport’, sprak Bach destijds scherp bij het opleggen van deze sancties. Hij benadrukte dat de schuldigen achter het bedrog zo hard mogelijk moeten worden bestraft. Maar tegelijkertijd ook dat de onschuldigen moesten worden beschermd. En zo geschiedde.

Een dergelijk koers lijkt de voorzitter van het IOC ook nu te willen varen. Het zal voor het IOC niet meevallen om de voorwaarden te formuleren op basis waarvan Russische en Belarussische atleten zich in Parijs mogen melden. En dan moet Bach in zijn laatste jaar als president van de Internationale sport er nog voor zorgen dat hij voldoende draagvlak weet te organiseren binnen de Olympische Beweging.

De meningen lopen uiteen immers. Toch is het goed dat het IOC, ondanks de huidige complexe geopolitieke werkelijkheid, kiest voor een strategie van ‘insluiting’ in plaats van ‘uitsluiting.’

Over de auteur

Gerard Dielessen (68) was van 2010 tot en met de uitgestelde Olympische Zomerspelen van Tokyo in 2021 algemeen directeur van sportkoepel NOC*NSF en secretaris-generaal van Nederlands Olympisch Comité. Daarvoor was hij onder meer algemeen directeur van de NOS en hoofdredacteur van de actualiteitenrubriek NOVA (nu Nieuwsuur). Op dit moment is hij toezichthouder bij RTV Drenthe, Omroep MAX en de stichting Alpe d’HuZes. Kortgeleden publiceerde hij zijn boek Als je de lat lager legt ga je niet hoger springen.

Over de reeks

Eerdere bijdragen werden geleverd door sportjournalist Frits Barend, voetballer Jevgen Levtsjenko, voormalig Volkskrantredacteur Rolf Bos en topschaker Genna Sosonsko.