Mogen Russen meedoen aan de Olympische Spelen?

De kans is groot dat de Olympische Zomerspelen in Parijs (26 juli – 11 augustus 2024) plaatsvinden, terwijl er nog oorlog woedt in Oekraïne. Dat roept de vraag op of atleten uit Rusland (agressor) en Belarus (bondgenoot) aan het twee weken durende toernooi mogen meedoen. En zo ja, onder welke voorwaarden.

Volgens burgemeester Hidalgo van Parijs zijn er geen Russische atleten welkom in haar stad, zolang Rusland oorlog tegen Oekraïne voert.

Het Internationaal Olympisch Comité ontzegt de sportbonden uit Rusland en Belarus officieel de toegang tot het evenement, maar heeft een besluit over de eventuele deelname van individuele sporters voor zich uitgeschoven, in afwachting van de beslissingen die de verschillende internationale sportbonden komende tijd zullen nemen. Wanneer het IOC de knoop doorhakt, wil voorzitter Thomas Bach niet zeggen.

Het Nederlands Olympisch Comité stelt ‘dat deze oorlog niet is begonnen door het Russische volk, Russische atleten of Russische sportorganisaties, maar door de Russische overheid’. NOC*NSF gelooft dat ‘sport een belangrijk middel’ is om ‘mensen met elkaar te verbinden’ en wil daarom dat (Wit)Russische sporters onder ‘neutrale vlag’ moeten kunnen meedoen.

Als het IOC vasthoudt aan zijn koers dat Russische sporters mogen deelnemen, doemt een volgende kwestie op: moet de Nederlandse sportwereld het IOC dan ook volgen of moet NOC*NSF de Zomerspelen in Frankrijk juist eigener beweging boycotten. Dat laatste gebeurde eerder. Na de Sovjetinval in Hongarije in 1956 trok Nederland zich terug van de Zomerspelen in Melbourne, net als Parijs ook een organiserende stad die zelf part noch deel had aan de (geo)politieke gebeurtenissen dat jaar.

Raam op Rusland biedt tot aan de Olympische Spelen aandacht aan dit principiële én praktische debat met artikelen van voormalige (top)sporters en andere kenners.

illustratie debat olympische spelen: Oksana Morar

Illustratie: Oksana Morar

Wel of niet sporten tegen Russen op de Zomerspelen: wat is wijsheid?

Door Frits Barend

Lang werd gedacht dat sport en politiek twee gescheiden werelden zijn, dat de politiek zich niet met de sport zou moeten bemoeien en omgekeerd. Deze opvatting heeft nog altijd aanhangers in zowel linkse als rechtse kringen. Helaas is apolitieke sport een utopie die ver staat van de werkelijkheid.

Mede dankzij de sportjournalistiek is de relatie tussen sport en politiek vanaf de jaren zeventig in de vorige eeuw onderwerp van soms heftig debat geworden. Sportjournalisten staan letterlijk met hun poten in de modder en hebben meer dan menig vakgenoot uit de politiek of de kunst aan den lijve ondervonden hoezeer politiek met alle geledingen van de maatschappij is verbonden. Zo moesten we na afloop van de vriendschappelijke interland tussen wat toen nog Joegoslavië heette en Nederland op 3 juni 1990 in Zagreb rennen voor ons leven. Niet omdat Nederland door doelpunten van Frank Rijkaard en Marco van Basten met 2-0 had gewonnen. Nee, in en buiten het stadion voelden we de ons toen onbekende haat van de lokale Kroaten tegen de heersende Serven. Twee jaar later brak de oorlog uit die een einde maakte aan Joegoslavië, een oorlog die al voelbaar was op die avond in 1990 en op sportvelden eigenlijk nog steeds wordt uitgevochten.

Van Sparta tot Melbourne

Als Sparta en Athene ver voor de jaartelling in het oude Griekenland geen oorlog voerden, kwamen de mannen elkaar in de sportarena tegen en ging het om meer dan de sportieve eer. De discussie over een mogelijke uitsluiting van Rusland voor de Olympische Spelen van 2024 in Parijs is dan ook geen nieuw fenomeen. Vanaf het organiseren van moderne internationale sportevenementen begin vorige eeuw speelt de politiek een rol, te beginnen met de uitsluiting van Duistland na de Eerste Wereldoorlog aan de Olympische Spelen van 1920 en 1924. Duitsland mocht pas weer deelnemen aan de Spelen van 1928 in Amsterdam.

Helaas is apolitieke sport een utopie

Vervolgens opende Adolf Hitler acht jaar later op 1 augustus 1936 in Berlijn de Zomerspelen die de geschiedenis in zouden gaan als het eerste moderne sporttoernooi dat opzichtig werd gebruikt, of beter misbruikt, voor politieke doeleinden. Twee jaar later annexeerde Hitler Oostenrijk.

Na de Tweede Wereldoorlog viel Duitsland in 1949 uiteen in de Bondsrepubliek West-Duitsland en de DDR, dat cynisch genoeg stond voor Duitse Democratische Republiek. Duitsland werd na de oorlog alleen geweerd van de Spelen van 1948 in Londen en van het wereldkampioenschap voetbal in 1950. West-Duitsland werd vanaf 1952 weer toegelaten tot internationale sporttoernooien en tot ontstentenis van velen, zo herinner ik me al te goed, in 1954 meteen wereldkampioen voetbal.

Ondanks de koude oorlog stuurden de Bondsrepubliek en de DD een gezamenlijke ploeg naar de Olympische Spelen van 1956, 1960 en 1964. Hoe cynisch kan het zijn dat Duitsland met die gezamenlijke ploeg deelnam aan de Spelen in de herfst van 1956 in Melbourne die door het Nederlands Olympische Comité juist werden geboycot na de inval van de Sovjet-Unie in Hongarije eerder in het najaar van 1956, om eens te meer aan te tonen dat sport en politiek diep in elkaar zijn verweven. Deze beslissing vond overigens weinig internationale navolging, waardoor Nederland een beetje in zijn oranjehemd stond.

Voetballen voor de junta

Als journalist was het WK van 1974 in West-Duitsland het eerste grote toernooi dat ik met mijn partner Henk van Dorp voor het weekblad Vrij Nederland zou meemaken. Gek genoeg speelde politiek in die tijd een ondergeschikte rol. Hoogstens herinner ik me nog de voelbare spanning bij de wedstrijd DDR-West-Duitsland, de geboorte van mijn jongste dochter twee uur voor de wedstrijd Nederland-DDR op 30 juni 1974, de nederlaag van Nederland in de finale en Pieter van Vollenhoven die bij het slotbanket iets te diep in het glaasje had gekeken.

Het volgende WK vond plaats in Argentinië, een land dat verre van een democratie was toen op donderdag 1 juni 1978 om vier uur ’s middags het toernooi werd geopend met de wedstrijd tussen de wereldkampioen van vier jaar eerder West-Duitsland en Polen.

Principiële hockeyer Hans Jorritsma werd in eigen kring gehoond

Twaalf jaar daarvoor was het WK aan Argentinië toegewezen. Een week voor die toewijzing in 1966 had een militaire junta onder leiding van generaal Juan Carlos Ongania de min of meer democratisch gekozen president Arturo Illia afgezet. Het bleef onrustig in het na Brazilië grootste land van Zuid-Amerika, zoals het daar al decennialang onrustig was. In 1973 werd de bekende oud-president Juan Peron na tumultueus verlopen verkiezingen weer verkozen tot president. Na zijn overlijden in 1974 werd hij opgevolgd door de vicepresident, zijn derde vrouw Isabel, niet te verwarren met de vermaarde tweede vrouw van Juan Peron, Isabel ‘Evita’ Peron, bekend van de op haar gebaseerde hit ‘Don’t cry for me Argentina’.

Weduwe Isabel Peron werd in maart 1976 na een staatsgreep afgezet door luitenant-generaal Jorge Videla, de juntaleider die het WK van 1978 officieel zou openen. Collega Van Dorp en ik wilden naast het schrijven over voetbal ook ervaren of het WK door de machthebbers werd misbruikt en welke politieke betekenis het WK voor hen had. Drie maanden lang volgde ik vijf dagen in de week van zeven uur ’s ochtends tot een uur ’s middags een cursus Spaans die via het ministerie van Ontwikkelingswerk werd gegeven aan vrijwilligers die werden uitgezonden naar Zuid-Amerika. Hockey-international Hans Jorritsma had op ons verzoek voor Vrij Nederland een dagboek bijgehouden van het WK-hockey eerder dat jaar in Argentinië en bij de prijsuitreiking geweigerd de zilveren medaille in ontvangst te nemen uit handen van dictator Videla. In plaats van waardering wachtte hem bij terugkeer in Nederland hoon van hockey-ouders en hockey-officials. Het werd zijn afscheid als international.

Dwaze Moeders

Het WK-voetbal werd niet geopend zoals gebruikelijk op een vrijdag of een zaterdag, maar op donderdag 1 juni om 16.00 uur. Hoewel nooit officieel bevestigd, had dat ongebruikelijke tijdstip een reden: om precies vier uur ’s middags kwamen even verderop in Buenos Aires al ruim een jaar de zogenaamde Dwaze Moeders, las madres locas, elke donderdag bijeen op het bekende Plaza de Mayo in Buenos Aires om aandacht te vragen voor hun verdwenen familieleden. Het Argentijnse organisatiecomité vreesde te veel aandacht voor de Dwaze Moeders en hoopte dat de buitenlandse journalisten een verslag van de openingsceremonie en de officiële opening door juntaleider Videla zouden verkiezen boven een bezoek aan de wekelijkse demonstratie. Bovendien was 1 juni 1978 uitgeroepen tot nationale feestdag waardoor iedereen vanaf 13.00 uur vrij had gekregen om de gehele openingsceremonie op televisie te kunnen zien. Omdat niet iedereen televisie had, konden geïnteresseerden met kinderen in alle bioscopen en theaters in de Argentijnse hoofdstad gratis de opening en aansluitend de eerste wedstrijd zien.

Die vrije dag was overduidelijk een puur politieke beslissing geheel passend in de stelling ‘geef het volk brood en spelen’. Collega Henk van Dorp was 1 juni 1978 rond 14.00 uur in het stadion, diverse keren werd hem gevraagd waarom de plaats naast hem onbezet bleef.

Enige minuten voor vier uur liep ik vanuit een bioscoop naar het op dat moment geheel verlaten en daardoor bijna surrealistische Plaza de Mayo. Op de daken stonden duidelijk zichtbaar zwaarbewapende militairen. Precies op het moment dat de Argentijnse scheidsrechter Angel Norberto Coerrezza voor 67.579 toeschouwers even verderop in Estadio Monumental het WK liet beginnen met de wedstrijd tussen wereldkampioen West-Duitsland en Polen, kwamen uit diverse straten ongeveer twintig vrouwen het Plaza de Mayo op. Ik stelde me voor als journalist uit Nederland en ben de emoties die vervolgens over me werden uitgestort, nooit meer vergeten. ‘Mijn vader is een jaar geleden met geweld van huis gehaald, mijn broer was ineens verdwenen, mijn zoon is dagen gemarteld’. Ik kreeg naast verhalen een bloem, een ansichtkaart, een telefoonnummer. Alles bij elkaar duurde het samenzijn misschien vier à vijf minuten. Zo plotseling als ze waren gekomen, verlieten de vrouwen het nog altijd verlaten plein dat zich qua dagelijkse drukte normaal laat vergelijken met De Dam in Amsterdam.

De zondag daarop won Nederland zijn eerste wedstrijd met 3-0 van Iran. De volgende dag brachten we rond de middag ons verslag over de openingswedstrijd in het stadion en de gebeurtenissen op het Plaza de Mayo naar een stenotypiste in het internationale perscentrum die via de telex het verhaal naar Nederland zou zenden. Zo ging dat toen nog. Waar de meeste collegae binnen een uur bevestiging ontvingen van verzending, zaten wij drie uur later nog te wachten, sterker, bij sluitingstijd van het centrum stonden we met lege handen. Een telexiste maakte ons fluisterend duidelijk dat ons verhaal naar de censuurafdeling was gestuurd. We hebben haar na die zondag niet meer teruggezien. Uiteindelijk kwam het verhaal op tijd binnen.

Nederlandse gezant speelt eigen rol

In de week daarna lazen we in een lokale krant dat de Nederlandse ambassadeur Jonkheer Doroné van den Brandeler een plechtigheid zou bijwonen in aanwezigheid van een lid van de junta. Het artikel over die ceremonie en de foto werden ons niet in dank afgenomen door de ambassadeur, die ons bij aankomst in Argentinië na de tussenlanding in Buenos Aires in het vliegtuig welkom had geheten met de boodschap dat we in een prachtig land waren en dat we een prachtige tijd tegemoet zouden gaan.

Nederland bereikte en verloor de finale. De spelers van het Nederlands elftal vlogen dezelfde avond terug, inclusief VN-collega Henk van Dorp. Ze hadden geen zin om naar het banket te gaan. Fotograaf Bert Nienhuis en ik bleven achter om na het WK een rondreis door Zuid-Amerika te maken. We vroegen de spelersaccreditatie van Wim Rijsbergen, die in de hele verre verte op mij zou kunnen lijken, en van een tweede speler om zo aan te kunnen zitten aan het slotbanket naast KNVB-voorzitter Wim Meuleman, zoals we dat vier jaar eerder in München ook hadden gedaan.

Tijdens dat banket sprak ik juntaleider Jorge Videla aan. Nadat ik hem had gefeliciteerd met de behaalde wereldtitel, vroeg ik naar de vele vermiste personen en herinnerde hem aan de moeders die ik had gesproken op het Plaza de Mayo. Hij antwoordde dat in de Tweede Wereldoorlog ook mensen waren verdwenen, over slachtoffers in elke strijd waarna ‘obers’ na een paar minuten duidelijk maakten dat de generaal niet gediend was van verdere vragen. Nienhuis maakte foto’s. We gingen terug naar onze KNVB-bondstafel, waar we naast aanwezige KNVB-officials een gerecht nuttigden en zo snel mogelijk vertrokken om het verhaal te schrijven en de volgende dag met het eerste beste vliegtuig Argentinië te verlaten. Eenmaal in ons hotel kwam fotograaf Nienhuis erachter dat zijn portefeuille met paspoort en geld tijdens het banket uit zijn jas was gerold, zodat we niet konden vertrekken. We zochten meteen contact met de ambassade. Triomfantelijk weigerde ambassadeur Van den Brandeler ons te ontvangen, laat staan een tijdelijk paspoort te regelen zoals zijn ambt hem voorschrijft. Uiteindelijk was het Latijns-Amerika specialist en diplomaat Jan Willem Bertens die ons met hulp van medewerkers van de lokale KLM binnen 48 uur aan een reisdocument hielp, waarna we woensdagochtend de eerste beste vlucht namen naar… Santiago de Chili, in het Chili van de gevreesde dictator generaal Pinochet.

Bloed en Spelen

Opgelucht haalden we adem toen de deuren van het vliegtuig sloten. De opluchting was van korte duur. In het ons bekende Mendoza maakten we ongeveer twee uur later een niet geplande stop. Eenmaal aan de grond kwamen mannen in burger het vliegtuig in, op zoek naar Nienhuis en mij. We hadden weinig keus. Onze bagage bleef in het vliegtuig dat meteen nadat wij uit het vliegtuig waren gezet, weer opsteeg. We werden naar een geheel verlaten hal gebracht. Zullen we onze families ooit nog terugzien, grapten we naar elkaar. Af en toe landde er een vliegtuig. En toen ineens, de avond was al gevallen, werden we naar buiten gedirigeerd waarna we in konden/moesten stappen in een vliegtuig dat ons naar Chili bracht.

Over het WK van 1978 heeft Thies Ramekers voor de Universiteit van Utrecht in 2009 een zeer gedetailleerde scriptie Bloed en Spelen geschreven. Daarin citeert hij PPR-kamerlid Ria Beckers die had geconstateerd dat Nederlandse bedrijven als AKZO, Shell, Unilever en Philips het Argentinië van de junta in die jaren ‘economisch op de been’ hebben gehouden. Weinig overgelezen in die tijd.

Twee jaar later probeerden we met dezelfde intentie als in 1978 over de Olympische Spelen in Moskou te schrijven.

Terugkijkend hebben onze verhalen de omwentelingen in Argentinië en Rusland niet versneld, maar hopelijk wel een inzicht kunnen geven hoe een sportevenement kan worden gebruikt en misbruikt door zowel rechtse als linkse dictaturen.

Zijn sporters slechte mensen als ze zich niet politiek uitspreken?

We hebben in al die jaren ervaren dat sporters zich best willen uiten, maar na jarenlange trainingen ook graag eens in de vier jaar willen acteren op het hoogste podium.

Ik zal eerlijk bekennen dat ik niet weet wat wijsheid is. Moeten Russische sporters die in 2024 mee willen doen, zich openlijk uiten tegen Poetin met het gevaar dat hun familie wordt gestraft? Zijn ze slechte mensen als ze zich niet politiek uitspreken? Natuurlijk mag je ook van sporters een maatschappelijke verantwoordelijkheid verwachten. Geprezen zijn grote sporters als Ruud Gullit en Lewis Hamilton die zich actief mengen in het politieke debat. Maar in de eerste plaats zijn zij sporter.

Tegelijk voel ik nog steeds dat voor topsporters soms andere normen gelden dan voor schrijvers, kunstenaars en musici. Gelukkig is er daarom de veel bekritiseerde sportjournalistiek, een baken in zware tijden.

Over de auteur
Frits Barend (1947) is journalist. Hij werkte onder meer voor radio Veronica, Vrij Nederland, Nieuwe Revu, VARA en RTL. Tussen 1990 en 2006 maakte hij samen met zijn collega Henk van Dorp de eerste late-night talkshow op de Nederlandse televisie. Samen met zijn dochter Barbara lanceerde hij in 2009 het sporttijdschrift Helden. Frits Barend deed verslag tijdens alle negen wereldkampioenschappen voetbal tussen 1974 en 2006.

Over de serie
Dit is het eerste artikel in een serie over de Olympische Spelen in Parijs. De volgende artikelen worden verzorgd door de voormalige voetballer Jevgeni Levtsjenko en de schaakgrootmeester Genna Sosonko. De redactie van Raam op Rusland ziet eigen bijdragen van lezers met belangstelling tegemoet. Artikelen waaruit een persoonlijke kennis over en ervaring in de topsport spreekt, hebben onze voorkeur.