Boycot: catastrofe is te groot voor gewoon sporttoernooi

Over een jaar vinden in Parijs de Olympische Zomerspelen plaats. Het IOC heeft nog geen eigen standpunt over de vraag of (Wit)Russische sporters dan mogen meedoen. Volgens voormalig schaakkampioen Genna Sosonko is de catastrofe die Rusland in Oekraïne heeft aangericht zo groot, dat elk sporttoernooi erbij in het niet valt. Elke Russische sporter zal door het Kremlin worden gebruikt voor (heimelijke) oorlogspropaganda, weet Sosonko die dat zelf in zijn carrière ook heeft moeten ervaren. Alleen een boycot is gepast. Deel 3 in een serie beschouwingen. 


Bronstein tegen Smislov. Budapest 1950. Foto collectie Sosonko

Door Genna Sosonko

‘U denkt dat u hier bent gekomen om te schaken?’, zeiden de leiders van de Sovjetdelegatie tegen David Bronstein toen de grootmeester in 1953 in Zürich was gearriveerd om er mee te doen aan het kandidatentoernooi. De winnaar van dit toernooi zou vervolgens om het wereldkampioenschap met Michail Botvinnik spelen. Bronstein had besloten om in het kandidatentoernooi de strijd met zijn grootste concurrent Vasili Smislov aan te gaan. Sportfunctionarissen en vertegenwoordigers van de KGB, die de schakers in Zwitserland vergezelden, besloten echter dat niemand zich met de overwinning van Smislov mocht bemoeien. De andere concurrent van Smislov was bovendien Samuel Reshevsky – een Amerikaan! Daarom drongen ze erop aan dat Bronstein, die met wit speelde, om niet de dwaas uit te hangen en voor de partij al akkoord te gaan met remise en zijn landgenoot verder niet te hinderen.

***

Veel boycots in het schaken hebben voor mijn ogen plaatsgevonden. Een paar voorbeelden uit het verleden.

Bij het eerste naoorlogse toernooi in Londen (1946) speelde een veertienjarige tiener, van wie iedereen zei dat hij een rijzende ster was: Arturo Pomar had net het Spaanse kampioenschap voor volwassenen gewonnen. De deelname van deze verlegen jongen leidde tot een boycot van de wedstrijd door de Sovjet-Unie. Hoewel het persbureau TASS de deelname van vijf Sovjetgrootmeesters al officieel had bevestigd, ontdekte Moskou op het laatste moment dat er in Londen een vertegenwoordiger van Franco-Spanje zou meespelen.

De mondiale Schaakolympiade van 1976 zou in Haifa worden gespeeld. De schaakbonden van het communistische blok, geleid door de Sovjet-Unie, hadden geen diplomatieke betrekkingen met Israël en dreigden de Olympiade te boycotten. Arabische landen waren ook ontevreden en organiseerden een ‘contra-olympiade’ in Tripoli onder de persoonlijke bescherming van de Libische leider Gaddafi. Terwijl honderden grootmeesters en meesters deelnamen aan de officiële Olympiade in Haifa (Nederland won er de zilveren medaille), speelden alleen amateurs in Tripoli. De Sovjet-Unie, die de Olympiade van Haifa boycotte, overwoog aanvankelijk om deel te nemen aan de ‘tegen-Olympiade’ maar kwam uiteindelijk toch niet naar Tripoli.

De volgende Schaakolympiade in 1978 werd tegelijkertijd met het wereldkampioenschap voetbal in Buenos Aires gehouden. Nog voor de start van de Olympiade werd in een aantal West-Europese landen een campagne gelanceerd waarin werd opgeroepen tot een boycot van het schaaktoernooi. In Nederland was er zelfs sprake van de actie ‘Bloed op het Bord’, naar analogie van Bloed aan de Paal van het cabaret-duo Neêrlands Hoop. Maar net als bij het wereldkampioenschap voetbal kwamen alle teams toch naar Argentinië. Dat sommige teams (waaronder Nederland) niet verschenen bij de grote opening, die werd bijgewoond door juntaleider generaal Jorge Videla, daar schonk niemand aandacht aan.

Ik was ook aanwezig op het congres van de wereldschaakbond FIDE in 1984, waar de plaats voor de volgende Schaakolympiade zou worden gekozen. Dubai was kandidaat voor het hosten. Vertegenwoordigers van Israël waren daar fel tegen: het was bekend dat Israëlische atleten niet zouden worden toegelaten tot de Olympiade in de Verenigde Arabische Emiraten. ‘Dit staat de FIDE-slogan Gens una sumus (we zijn allemaal één familie) in de weg’, zeiden de representanten van Israël. Ze werden actief gesteund door de vertegenwoordiger van de Verenigde Staten en de afgevaardigden van de meeste landen uit West-Europa.

Daarna werd er gestemd. Dubai won met een kleine marge. De Amerikaanse vertegenwoordiger vroeg opnieuw om het woord. Hij zei: ‘Nu krijg je een gecastreerde Olympiade. Het heeft geen zin om die door te laten gaan. Boycot!’

Twee jaar gingen voorbij. De opwinding nam af. En bijna alle landen kwamen naar Dubai, inclusief de Amerikanen. Alleen de teams uit de Scandinavische landen en Nederland deden niet mee.

***

Er zijn ook boycots van individuen geweest. Wederom een paar voorbeelden.

In het schaken heeft Viktor Kortsjnoi, de Sovjetgrootmeester die na een toernooi in Amsterdam in 1976 in Nederland politiek asiel aanvroeg, de grootste palmares.

In het Romeinse Rijk werden de namen van degenen die in ongenade waren gevallen, onderworpen aan een damnatio memoriae (de vloek der herinnering): ze werden van stelae of perkamenten geschraapt. Met een persoon die na een buitenlandse reis niet terugkeerde naar de Sovjet-Unie, deden de Sovjets precies hetzelfde: die werd onderworpen aan een totale boycot. Zijn naam hield op te bestaan. Zo iemand werd, in de taal van Orwell, ‘bespoten’.

Kortsjnoi was hierop geen uitzondering. Eerst werd hij gebrandmerkt als een verrader, daarna verdween zijn naam uit alle Sovjetmedia, alsof hij nooit had bestaan.

Ik heb ook persoonlijke herinneringen aan dit soort verzwijgen. Ter ere van het honderdjarig bestaan van de Engelse voetbalbond FA, speelde de Engelse ploeg in 1963 op Wembley een wedstrijd tegen de ‘rest van de wereld’. In het wereldteam stonden Raymond Kopa, Alfredo Di Stéfano, Eusébio, Uwe Seeler, Lev Jasjin en andere voetbalsterren. Ook de legendarische Ferenc Puskás, een Hongaarse spits die in 1956 naar het Westen was gevlucht, speelde in het wereldelftal. Ik woonde toen nog in de Sovjet-Unie. Ik herinner me heel goed hoe de commentator van de wedstrijd negentig minuten lang nooit de naam Puskás noemde, alsof het wereldteam slechts tien spelers op het veld had staan.

Sosonko 08Korchnoi Sosonko Riga 1971
Viktor Kortsnoj in Riga anno 1971, vijf jaar voor zijn vlucht uit de Sovjet-Unie. Foto collectie Sosonko.

Puskas was een buitenlandse atleet. Kortsjnoi daarentegen was meervoudig kampioen van zijn eigen land geweest en zijn naam bij iedereen bekend was. Schaken was in de Sovjet-Unie het meest massaal beoefende en meest geliefde spel, gevolgd door miljoenen.

Hoewel het belang van schaken niet kon worden vergeleken met literatuur, muziek, film en ballet, was de zaak van Viktor Kortsjnoi veel onaangenamer voor de autoriteiten dan bijvoorbeeld Rudolf Nurejev, Aleksandr Solzjenitsyn, Josef Brodsky, Mstislav Rostropovitsj of Andrej Tarkovski. Hun namen mochten niet worden genoemd. Hun boeken, voorstellingen, concerten en films in het buitenland werden verzwegen. Met Kortsjnoi was het anders. Door wedstrijden te spelen voor het wereldkampioenschap herinnerden miljoenen Sovjetburgers zich hem voortdurend.

Net als eerder in de dagen van Boris Spassky en Bobby Fischer (1972) werden de matches tussen Viktor Kortsjnoi en Anatoli Karpov zo een symbool van de confrontatie tussen de Sovjet-Unie en het Westen. Het feit dat een voormalige Sovjetburger de vertegenwoordiger van het Westen werd, maakte het nog schrijnender. In krantenartikelen of radio- en televisieprogramma's Kortsjnoi’s naam werd verborgen achter anonieme termen als ‘rivaal’, ‘uitdager’. Maar juist daarom klonk zijn naam, ongepubliceerd en slechts fluisterend uitgesproken, luider dan welke fanfare ook. Omdat hij volledig werd geboycot, maakte hij van schaken een zaak van nationaal belang. De leiders van de Sovjet-Unie werden via rechtstreekse telefoonlijnen met de Kremlin op de hoogte gehouden van het wereldkampioenschap schaak, alsof het ging om communiqués een militair slagveld.

Nadat officiële matches voor de wereldtitel waren afgelopen, begon de echte boycot van de ‘verrader’. Het boycotplan was eenvoudig. De Sovjetschaakfederatie vroeg, voordat ze grootmeesters naar een buitenlands toernooi stuurde, eerst om een deelnemerslijst en als ze daarop Kortjsnoi’s naam aantrof, oefende ze druk uit op de organisatoren om hem alsnog deelnam te ontzeggen.

Zo had een toernooi in Joegoslavië (1979) hem officieel geïnviteerd. Kortsjnoi had ook al ingestemd. Het Sovjetsportcomité liet de Joegoslaven vervolgens openhartig weten dat ze in dit geval niet konden rekenen op de deelname van Sovjetgrootmeester. Waarna de organisatoren de uitnodiging annuleerden. Kortsjnoi probeerde ze aan te klagen, maar de zaak liep op niets uit.

De trieste waarheid was dat sommige organisatoren in het Westen snel de werking van dit eenvoudige mechanisme begrepen, en Kortsjnoi, de tweede schaker ter wereld, helemaal niet meer uitnodigden voor prestigieuze toernooien.

Ikzelf moest ook een boycot onder ogen zien. Maar daar handelde de organisatie anders.

Ik was in 1972 uit de Sovjet-Unie geëmigreerd. Nadat ik het jaar daarop Nederlands kampioen was geworden, kreeg ik een uitnodiging voor het prestigieuze grootmeestertoernooi in Wijk aan Zee. Een paar weken voor de start van deze wedstrijd ontvingen de organisatoren een telegram van het sportcomité van de Sovjet-Unie: vanwege de ‘totaal’ gevulde agenda van alle Sovjetgrootmeesters was hun komst naar het Hoogovenstoernooi deze keer onmogelijk. Waren tientallen Sovjetgrootmeesters allemaal bezet? Ook voor een van de verleidelijkste toernooien voor grootmeesters uit de Sovjet-Unie, waaraan ze alle voorgaande jaren wel deelnamen?

‘Denk je dat het door jou komt?’, vroeg de toernooidirecteur mij terwijl hij het bericht liet zien dat hij zojuist had ontvangen. ‘Vorig jaar, toen Tal het toernooi won, speelden tenslotte drie Sovjetschakers wel mee.’ ‘Ik zie geen andere reden’, antwoordde ik. ‘Toen ze de naam van de emigrant onder de deelnemers zagen, besloten sportfunctionarissen simpelweg “voor het geval dat” om niemand te sturen. Publicatie van de naam van een voormalig burger van de Sovjet-Unie op de pagina's van Sovjetkranten is niet alleen ongewenst, maar ook onmogelijk: hoe kan iemand het land van het “welvarende socialisme” ruilen voor het “rottende Westen”?’

‘Onthoud dit’, zei de toernooidirecteur: ‘de Sovjets kunnen doen wat ze willen, maar jij speelt in ons toernooi!’ Ik herinner me die woorden nog goed. Want ik was toen nog niet eens een meester, terwijl het Hoogoventoernooi in één keer van twee of zelfs drie buitenklasse grootmeesters werd beroofd.

Hoewel een jaar later de Sovjetgrootmeesters in Wijk aan Zee speelden alsof er niets was gebeurd, betekende het opheffen van het verbod om met mij mee te spelen in sommige toernooien allerminst dat mijn naam op de pagina's van de Sovjetkranten mocht verschijnen. In een lang artikel over een toernooi waar ik de eerste plaats had behaald, kwam mijn naam in een Sovjet-schaakblad 64 helemaal niet voor. Alleen op het einde schreef Jefim Geller: ‘Pas na het winnen van de laatste ronde lukte het me om de leider in te halen.’

In de jaren zeventig en tachtig werd in Tilburg het sterkste toernooi ter wereld gespeeld. Ik heb aan tien daarvan deelgenomen. Maar het was onmogelijk om Sosonko's naam te vinden in de dagelijkse verslagen in de krant Sovjet Sport. Daarin stond dan bijvoorbeeld. ‘De partij spel van Karpov in de 3e ronde eindigde in een gelijkspel’ of ‘De partij van Larsen in de volgende ronde werd afgebroken’. Schaakliefhebbers in de Sovjet-Unie waren gewend aan dergelijke uitdrukkingen. Maar niet allemaal. Vrienden stuurden me eens een brief die een amateur uit de Russische provincie naar de redactie van Sovjet Sport had geschreven. Hij was verontwaardigd over de chaotische presentatie van schaakmateriaal: het was onmogelijk voor de lezer om te begrijpen wie er in het toernooi speelde, wie hoeveel punten had gehaald enzovoort, zo klaagde deze lezer.

***

De hierboven besproken boycots lijken muggenbeten vergeleken met de kwestie waarover de vrije wereld volgend jaar kan beslissen. Nu hebben we het immers niet over enkele individuen of lokale conflicten, maar over een grootschalige oorlog die al voor het tweede jaar op het grondgebied van het onafhankelijke Oekraïne gaande is. Een oorlog die voor het eerst in de afgelopen tachtig jaar in Europa is ontketend door een agressor die over kernwapens beschikt.

Ik geloof dat vertegenwoordigers van dit land helemaal niet mogen deelnemen aan de Olympische Spelen van 2024. Zoals de Oekraïense bokser Aleksandr Oesik, olympisch- en wereldkampioen onlangs opmerkte: ‘Als de Russen mogen deelnemen aan de Olympische Spelen van Parijs, zullen de medailles van bloed, dood en tranen zijn.’

Mochten atleten uit Rusland en Wit-Rusland niet worden toegelaten tot de Olympische Spelen, dan zullen deze atleten slachtoffers zijn van het criminele regime dat in Rusland.

Men kan zich echter afvragen waarom zij, die zich nooit over de oorlog hebben uitgesproken of deze zelfs hebben veroordeeld, ook al doen ze dat begrijpelijkerwijs niet in het openbaar, zouden moeten lijden onder een boycot? Is het niet jammer voor hen, die zich al vele jaren elke dag voorbereiden op het belangrijkste evenement in hun sportcarrière? Zeker, natuurlijk is dat jammer. Maar in het leven gebeuren er nu eenmaal vaak onvoorziene en onaangename dingen. Tegen de achtergrond van de monsterlijke oorlog die Rusland ontketende, en die honderdduizenden mensen tot slachtoffer en vele miljoenen tot vluchtelingen maakten, tegen de achtergrond van verwoeste steden en gebroken levens, staat dit probleem op de 127ste plaats.

illustratie debat olympische spelen 4kant

***

In de jaren twintig van de vorige eeuw kende de Sovjet-Unie de term ‘nuttige idioten’. Zo werden de mensen uit het Westen genoemd, die uit naïviteit of domheid de totalitaire staat steunden die zich verschool achter mooie slogans en beloften. In het vrije Westen zijn er altijd veel mensen geweest die oprecht geloofden in de idealen en het beleid van 's werelds eerste ‘staat van arbeiders en boeren’. Het was niet moeilijk om zulke mensen aan de Sovjetkant te krijgen en ze in het belang van de manipulators te laten spreken en te schrijven.

Tegenwoordig zijn er in het Westen ook niet weinig mensen die ervan overtuigd zijn dat Rusland ook argumenten heeft, bijvoorbeeld dat Oekraïne en Rusland vroeger één land waren, en zeggen dat je niet kunt ontkennen dat vrede beter is dan oorlog, dat we samen moeten leven, geen ruzie moeten maken et cetera.

Degenen die vandaag aan het hoofd van het IOC staan, kunnen echter geen ‘nuttige idioten’ worden genoemd. Het zijn geen idioten. Het zijn corrupte meelopers van een totalitaire staat. Ze begrijpen alles perfect. Zich verschuilend achter de leuze ‘sport staat buiten de politiek’, verdedigen ze cynisch hun posities, enorme winsten en privileges, en hun uiterst lucratieve positie om boven staten en regeringen te staan.

Onlangs hebben 35 landen – waaronder de Verenigde Staten, de West-Europese landen en Japan – geëist dat Russische en Witrussische atleten worden uitgesloten van deelname aan de Olympische Spelen van 2024. Zal het IOC luisteren? Ik ben er helemaal niet zeker van.

‘Niets aan de hand. Laat ze blaffen; na verloop van tijd kalmeren ze wel’, herhaalt Vladimir Poetin graag in dergelijke gevallen. Helaas wordt zijn cynisme bijna altijd werkelijkheid. Dat was het geval na de bezetting van een deel van Georgië in 2008, de annexatie van de Krim en Donbas in 2014, de vergiftigingen in Engeland in 2018 en ook na de gebeurtenissen in Syrië en Venezuela.

Zal het zo gaan bij de Olympische Spelen in Parijs?

De catastrofe van deze omvang betreft niet alleen Oekraïne, maar de hele internationale gemeenschap. In zo’n uitzonderlijk situatie zijn buitengewone maatregelen vereist. De halve maatregelen die door het IOC worden bepleit, zullen de cynische Russische meesters van schaamteloze en valse propaganda alleen maar extra troeven geven.

Mocht Russen wel mogen deelnemen aan de Olympische Spelen dan zal het refrein ‘Voorwaarts, Rusland!!!’ worden verspreid via alle kanalen van de Russische televisie. Degenen die medailles hebben gewonnen, zullen zeggen (oprecht of gedwongen, daar gaat het niet om): zelfs als we de Olympische vlag met de vijf ringen aan de vlaggenmast zagen, wapperde daar in onze ogen nog steeds onze Russische vlag. En ze zullen zeggen: toen ons volkslied niet tern gehore werd gebracht, klonk bij ons van binnen toch de melodie die ons dierbaar is: ‘Heil ons vrije vaderland, de eeuwenoude unie van broederlijke volkeren, de volkswijsheid doorgegeven door de voorouders! Heil het land! We zijn trots op je!’

***

Trainer Bill Shankly van het Engelse Liverpool zei ooit: ‘Voetbal is geen kwestie van leven en dood; het is veel belangrijker dan dat.’ Mooie woorden van een legendarische voetbalcoach. Sportjournalisten citeren hem graag.

Vandaag gaat het niet over zijn mooie woorden. Maar over het leven en de dood van honderdduizenden mensen, over miljoenen vluchtelingen, over verwoeste huizen, over gebombardeerde steden, over verminkte lotsbestemmingen. Kortom, over het voortbestaan van een vrije wereld, waar principes van vrijheid en democratie prevaleren boven alle het andere, een vrije wereld waar het menselijk leven de hoogste waarde is.

Sosonko 63 Korchnoi Sosonko15b
Genna Sosonko (links) en Viktor Kortsjnoi. Foto collectie Sosonko

Over de auteur
Genna Sosonko (1943), geboren en getogen in de Sovjet-Unie, emigreerde in 1972 naar Nederland. Sosonko was toen in eigen land een getalenteerde schaker, die in 1965 in Leningrad nationaal meester was geworden en secondant was van de grootmeesters Michaïl Tal en Viktor Kortsjnoi. In 1976 werd Sosonko zelf ook internationaal grootmeester. Tweemaal werd hij Nederlands kampioen. Twee keer won hij ook het wereldvermaarde Hoogovenstoernooi in Wijk aan Zee. In 2001 was Sosonko de aanvoerder van de Nederlandse ploeg die goud veroverde op het Europese kampioenschap in Spanje. In 2007 werd Genna Sosonko wegens verdiensten voor de schaaksport in Nederland geëerd met de Max Euwe Ring. Sosonko schreef talrijke boeken en essays. Onlangs verscheen zijn recentste boek The Essential Sosonko. Collected Portraits and Tales of a Bygone Chess Era (2023).

Over de reeks
Eerdere bijdragen werden geleverd door sportjournalist Frits Barend, voetballer Jevgen Levtsjenko en voormalig Volkskrantredacteur Rolf Bos.