Een rijk als geen ander? Russische boeren, modern burgerschap en landconflicten in het gouvernement Oefa, 1861-1917

De Russische kolonisering van grond in oostwaartse richting was een bijzondere vorm van kolonialisme. Vooral door de vestiging van boeren in de nieuwe gebieden versmolten het oude kernland en de nieuwe koloniën. Student Paul van Dijk onderzocht de gevolgen van de boerentrek voor Basjkirië.


 Hedendaags Basjkirië. Foto Paul van Dijk.

door Paul van Dijk

Het Russische rijk van voor 1917 wordt de laatste jaren steeds vaker vergeleken met koloniale rijken uit West-Europa. Daarbij letten historici ook op de manier waarop de tsaristische autoriteiten keken naar andere koloniale grootmachten, zoals Frankrijk en Nederland, om hun eigen militaire campagnes en koloniaal bestuur vorm te geven.

Zoals het recente werk van Edyta M. Bojanowska, A World of Empires: The Russian Voyage of the Frigate Pallada (2018), eens te meer aantoont, reisden Russische staatslieden, specialisten en schrijvers letterlijk de wereld over om dergelijke koloniale ervaring op te doen. Ook veel ‘gewone mensen’ uit de West-Europese koloniale rijken reisden rond 1900 vaak met een bepaald soort missie naar ‘hun’ kolonies. Men had in die rijken op zijn minst een duidelijk idee van een Europees kerngebied binnen het rijk en van de kolonies die weliswaar onderdeel waren van het rijk, maar toch zeker door een oceaan van het kerngebied te onderscheiden waren. De bevolking van de overzeese gebiedsdelen werd daarmee ook in de geesten van de Europeanen van henzelf gescheiden, waardoor binnen die rijken rond 1900 steeds meer een hiërarchie van etniciteit en cultuur ontstond.

De vraag is of dit ook gebeurde bij de Russen die binnen het Russische rijk naar verschillende hoeken van het rijk reisden om zich daar te vestigen. Met name de Russische boeren die naar Basjkirië trokken vormen hiervoor een interessante casus. Vooral vanaf het midden van de negentiende eeuw trokken zij massaal naar Basjkirië. Daar, op de grens met de eindeloze steppe, bevond zich in hun ogen veel ‘vrij’ land. In feite was veel van dit land al eeuwen met goedkeuring van opeenvolgende tsaren in handen van islamitische, Turkssprekende en semi-nomadische stammen: de Basjkieren.

De komst van tienduizenden Russische boeren leidde begrijpelijkerwijs tot veel landconflicten die onder meer werden uitgevochten voor de beroepsrechter in Oefa, de hoofdstad van de grootste provincie van Basjkirië. De documenten van deze rechtszaken geven ons een inkijk in het soort argumenten die deze Russische kolonisten gebruikten om landconflicten met Basjkieren te winnen.

Aangezien de negentiende-eeuwse Russische autoriteiten liever Russische akkers en weigrond zagen dan immense Basjkierse graaslanden voor relatief kleine kuddes, zou men verwachten dat de Russische boeren tijdens landconflicten met Basjkieren een gedeelde Russische etniciteit en cultuur met de staat konden aanwenden om het land in kwestie in handen te krijgen. Dit zou betekenen dat de Russische boeren goed doorhadden wat de tsaristische autoriteiten bezighield en wat het Russische imperialisme in de tweede helft van de negentiende eeuw eigenlijk behelsde. Als de Russische boeren zichzelf inderdaad als koloniale agenten zagen, wat zou dit dan zeggen over hun mate van ‘modernisering’ en hun vermeende zwakke band met het Russische rijk, al langer een discussiepunt gerelateerd aan de ondergang van het tsaristische regime?

2000px Greater Bashkiria in 1922
Groot Basjkirië tot 1922. Illustratie Wikimedia.

Basjkirië binnen het rijk

Het historische Basjkirië was groter dan de hedendaagse republiek Basjkortostan, die grotendeels overeenkomt met het vroegere gouvernement Oefa. Het oude Basjkirië bevond zich aan de zuidelijke uitlopers van het Oeralgebergte en liep tot aan de Kazachse steppe. Van west naar oost strekte het zich grofweg uit van de Volga-Kama rivieren tot de Tobol-Toera rivieren in Siberië. De twee belangrijkste steden van Basjkirië waren de vestingsteden Oefa en Orenburg. Na de verovering van Khanaat van Kazan door Ivan de Verschrikkelijke in 1552 legde een groot deel van de semi-nomadische stammen uit het gebied ten oosten van Kazan een eed van trouw af aan hun nieuwe soeverein Ivan. In ruil voor hun militaire dienst en het betalen van de jasak-belasting in de vorm van pelsen, mochten deze ‘Basjkieren’ gebruikmaken van het land waarop zij toen leefden. In het midden van de zeventiende eeuw wisten de Basjkieren hun geprivilegieerde sociaaljuridische status te versterken, zodat deze niet langer afhankelijk was van de diensten maar erfelijk werd. Daarmee werden hele stammen de collectieve eigenaren van het land. Later, vanaf de achttiende eeuw, werd dit landeigendom verfijnd tot het niveau van de clans.

Ook door geweld wisten de Basjkieren hun positie tegenover de Russische soeverein te versterken. Hoewel niet alle Basjkierse stammen samenwerkten en ze regelmatig ook door de Russen tegen elkaar werden uitgespeeld, vonden er tussen 1552 en 1800 talloze kleine en grote opstanden plaats, waaronder de immense opstand van Poegatsjov van 1773-1775.

De Russen probeerden de Basjkieren in te dammen door middel van een lange vestingenlinie rondom de regio. Ironisch genoeg was de bouw van een fort op Basjkiers grondgebied vaak de aanleiding voor een opstand, zoals in 1735-1740, toen Orenburg werd gesticht. Deze vestingsteden waren ook een relatief veilige bestemming voor Russische boeren die naar de regio trokken op zoek naar land. Zij mochten zich meestal op vrij staatsland vestigen.

Tot 1800 kwamen er echter relatief weinig Russen naar de regio en bestonden de kolonisten er vooral uit volkeren uit de Volga-Oeral regio zelf. Deze volkeren pachtten doorgaans land bij de Basjkieren.

Bashkiria map Steinwedel Threads of Empire p 204
Rusland anno 1914

Russische binding

De groeiende Russische militaire aanwezigheid beperkte de Basjkierse dreiging, maar de tsaristische autoriteiten probeerden de Basjkieren ook op andere manieren tot zich te binden. Zo werden ze vanaf het einde van de achttiende eeuw steeds meer geïntegreerd in het Russische bestuur. Tijdens de Grote Hervormingen vanaf 1861 werd ook Basjkirië als één van de weinige islamitische regio’s betrokken bij de bestuurlijke herindeling van het rijk. Voor de provinciale autoriteiten vormden de hervormingen de perfecte gelegenheid om hun regio economisch te ontwikkelen. Hoewel de Oeral een industrieel gebied aan het worden was, richtten de gouverneur-generaal en zijn ondergeschikten zich op de landbouw. Aangezien alleen de noordelijke Basjkierse stammen ervaring hadden met permanente landbouw, achtten de autoriteiten de komst van met name Russische boeren cruciaal voor de ontwikkeling van Basjkirië. Zij moesten het landbouwareaal optimaal benutten en de ‘werkluie’ Basjkieren de juiste manier van landbouw aanleren. De staat zag de Russische boeren dus als een handig instrument om het koloniale project te verwezenlijken.

De Grote Hervormingen poogden de Russische onderdanen een gevoel van burgerschap te geven, waardoor zij door initiatieven van onderop de Russische economie en samenleving zouden versterken. Voor de boeren was hun recht op landeigendom nieuw. De provinciale autoriteiten in Basjkirië verwachtten daarom een gigantische toestroom vanuit centraal Rusland van boeren op zoek naar meer en beter land. Zij wilden hiervoor een flexibele landmarkt inrichten, maar het was voor hen duidelijk dat de historische grondverdeling onder de Basjkieren een dergelijke landmarkt eigenlijk in de weg stond. De Basjkieren zouden zo hun bijzondere positie idealiter kwijtraken. Het imperiale bestuur hield hun historische recht op het land formeel gesproken in stand, zij het dat dit grondbezit in de praktijk onder zware druk kwam te staan.

Landverdeling

Om een flexibele landmarkt te realiseren en tegelijkertijd de Basjkieren verder in de samenleving te integreren, besloot gouverneur-generaal Nikolaj A. Kryzjanovskij in 1869 dat het grondgebied van de Basjkieren gemeten moest worden, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen het land dat de Basjkierse landeigenaren zelf gebruikten en het land van hun pachters. De totale hoeveelheid land zou herverdeeld worden om landtekorten onder landeigenaren en pachters te verhelpen.

2 kryzhanovskij
Gouverneur-generaal Nikolaj A. Kryzjanovskij

In werkelijkheid stelde een verordening uit 1871 bepaalde ambtenaren, edelen en militairen in staat om stukken land op te kopen die bij de landmeting waren ‘vrijgekomen.’ Al gauw verkochten zij het land door aan vrienden en speculanten, die op hun beurt gigantische winsten boekten door de stukken land aan nieuwe Russische boeren te verkopen.

De publieke opinie in de keizerlijke hoofdsteden sprak schande van de ‘barbaarsheid’ onder de zogenaamd beschaafde regionale elites. Zoals ook het kritische verhaal Hoeveel land heeft een mens nodig? van Leo Tolstoj uit 1886 toonde, kochten de Russische boeren het land soms direct van de Basjkieren, maar Basjkieren wisten regelmatig niet eens dat een deel van hun land door anderen was opgekocht totdat de Russische boeren opeens op hun land verschenen om zich daar te vestigen.

Deze periode staat in de Russische (Basjkierse) historiografie ook vandaag de dag nog bekend als de ‘plundering’ van het Basjkierse land en duurde zeker tien jaar. De schrijver en voormalig landmeter uit de regio Nikolaj V. Remezov merkte enkele jaren later bedroefd op dat deze ‘Drang nach Osten van het Russische volk’ ertoe had geleid dat de steppe volledig was omgeploegd: ‘Nu heerst hier de koelak, lomp en onwetend, die de bossen uitput en de bevolking tot slaaf maakt. Deze publieke zweer zal nog lang gevoeld worden!’

Koloniale landconflicten?

De Basjkierse landeigenaren kwamen begrijpelijkerwijs in actie kwamen tegen de ‘indringers.’ Ze dienden duizenden petities in bij zowel het provinciale als het centrale bestuur in Sint-Petersburg. Daarnaast stapten ze naar de rechter. Maar aangezien velen de rechten van de nieuwkomers niet erkenden, probeerden ze hun land ook op een meer directe manier terug te krijgen door het land in kwestie simpelweg in gebruik te nemen. Daarom stapten op hun beurt veel Russische boeren eveneens naar de rechter. Zulke zaken liepen soms hoog op: tot het Hof van Beroep in Oefa of zelfs tot Hof van Cassatie in Sint-Petersburg.

Uit de documenten van deze zaken blijkt dat de Russische boeren vaak geen been zagen in verwijzingen naar het staatsrecht om hun zaak te staven. Dat ze het moderne rechtssysteem intussen aanvaardde, suggereert dat de Russische boeren wellicht lang niet zo stevig vasthielden aan de tradities van hun dorpen als sommige historici hebben beweerd. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat boeren ook een advocaat of vertegenwoordiger konden inschakelen die alles voor hen afhandelde en dus ook veel uit het wetboek citeerde. Meestal waren boeren (individueel of als gemeenschap) echter zeer betrokken bij hun rechtszaak en keurden dan ook alle teksten en petities die ze niet zelf hadden geschreven. Bij de zaken die overtuigd gebruik maakten van de moderne wetgeving, zou men kunnen verwachten dat de Russische boeren vanwege hun open houding tegenover nieuwe regels en wereldbeelden vanuit de staat ook de meer moderne koloniale ideeën van bestuurders zouden aanwenden om de autoriteiten van hun gelijk tegenover de Basjkieren te overtuigen. Zij konden immers een beroep doen op een gedeelde etniciteit en cultuur met de Russische staat als zij tegenover de islamitische en bovendien semi-nomadische Basjkieren stonden. Toch maakten Russische boeren in hun strijd erg weinig gebruik van dit wapen. Ze voelden zich geen koloniale agenten en toonden geen moderne etnisch-nationalistische verbondenheid met Petersburg, maar zagen zich eerst en vooral als betere boeren. Ze wezen regelmatig op de soort inherente onkunde van de Basjkieren als het ging om het bewerken van het land, maar ze haalden bijvoorbeeld niet de islam aan als bron van hun onkunde. Ze probeerden vooral hard te maken dat zij zelf betere boeren of agrarische ondernemers waren dan de Basjkieren en in een enkel geval kwam dit doordat zij beter in contact stonden met de natuur.

Volgens de Rus Sergej Kozemaslov hadden hij en zijn dorpsgenoten uit Bolsjoj Sjoegan namelijk niet alleen eerdere rechterlijke uitspraken aan hun zijde, maar waren zij ook de oorspronkelijke bewoners met wortels in de aarde van het betwiste land. Binnen het traditionele paradigma legitimeerde deze sterkere verbondenheid met het land als vanzelf het landeigendom van de boeren. Kozemaslov maakte voor de rechtbank volkomen duidelijk dat hij vond dat de Basjkieren die band met het land ontbeerden: ‘Dit jaar [1873] zijn de Basjkieren de weidegronden eigenmachtig binnengedrongen en hebben een groot deel omgeploegd, waardoor ze de weiden volledig verwoest hebben.’ Hij legitimeerde als met het recht op het land door te wijzen op de lange duur van hun aanwezigheid op het land waar ook hun sterkere verbondenheid met het land en de natuur uit voortkomt.

Ondanks het ontbreken van een sterke moderne koloniale mentaliteit onder de Russische boeren, doemt uit de rechterlijke documenten wel een beeld op. Het lijkt in de periode na 1861 vrij normaal te zijn geweest dat boeren, die naar de rechter stapten, een mix van argumenten gebruiken. Ze combineerden traditionele argumenten, die gericht waren op het behoud van de sociale vrede of een beroep deden op de landbouw als een levensstijl, met moderne argumenten, waarmee ze bijvoorbeeld de staat als garantiemacht voor hun grondbezit aanhaalden of de landbouw als economische onderneming presenteerden.

Er waren echter ook nog altijd boeren die het moderne rechtssysteem leken te gebruiken zonder echt in de principes te geloven die aan dit systeem ten grondslag lagen. Zoals de zaak die door Grigori G. Kalatsjov en een groep Basjkieren werd aangespannen tegen een andere Basjkierse gemeenschap, waarbij hij zelfs dreigde naar de tsaar te schrijven als de lokale beambten zijn argumenten niet accepteerden. Kalatsjov voerde tijdens deze zaak helemaal geen etnische argumenten aan om de Basjkierse tegenpartij aan te vallen.

De Russische boeren zagen zichzelf dus niet als overtuigde koloniale actoren zoals de staat ze zag. Maar de manier waarop zij hun landbezit verdedigden veranderde dus wel degelijk.

 

 c. 1900
Oefa rond eeuwwisseling.
 

Basjkirië verandert

Wat voor gevolgen heeft die veranderende mentaliteit gehad voor de plattelandsgemeenschap in Basjkirië en de band tussen boer en staat? Een van de belangrijkste ontwikkelingen waar de Basjkieren, ook in latere decennia en zelfs tot in de Sovjetperiode, grote moeite mee hadden was de opkomst van de Russische boeren als landbezitters ten koste van de Basjkieren. Terwijl de Basjkierse status in voorgaande eeuwen nog gewild was onder andere islamitische Turkssprekende volkeren, zoals de Tataarse Misjaren, was de groep Basjkieren rond de eeuwwisseling van 1900 enorm gekrompen. De Russische boeren daarentegen waren als groep binnen enkele jaren de dominante agrarische speler in Basjkirië geworden.

De lokale autoriteiten van het gouvernement Oefa, met name de statistische commissie van de uitvoerende commissie van de provinciale zemstvo, leverden al vanaf 1878 veel gegevens over de grootte en vorm van het landbezit onder verschillende groepen. Met het officiële besluit van 1882 dat alleen boeren nog (direct) Basjkiers land mochten kopen en met de oprichting van de nationale Boerenlandbank in datzelfde jaar werden boeren aangemoedigd om veel land te kopen. Boeren kochten ook land van de adel, maar een erg groot deel ging ten koste van de Basjkierse landeigenaren.

De statistici meldden verheugd dat de Russische boer erg ondernemingsgezind was. Dat bleek bijvoorbeeld uit het feit dat deze boeren ook land kochten buiten hun dorpsgemeenschap (waarbinnen het land collectief eigendom was). De Russische boer in Basjkirië bouwde daarmee vanaf de jaren 1880 een private landbouwonderneming op. Dit is een opmerkelijk statistisch gegeven. Doorgaans wordt een dergelijke private onderneming namelijk geassocieerd met de hervormingen van Pjotr A. Stolypin na 1906.

Dit groeiende private boerenbedrijf werd door de statistici in Oefa toegejuicht als een indicatie dat de Russische boer in Basjkirië zich ontpopte tot een geslaagde burger, die zich ook in tijden van crisis voor het rijk zou inzetten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog keerden de Russische boeren in het gouvernement Oefa zich inderdaad niet af van de autoriteiten. Ze maakte toen veelvuldig gebruik van staatshulp om hun akkers uit te breiden en hun veestapel te verbeteren om zo aan de stijgende vraag naar voedsel te kunnen voldoen.

Ook al hadden de Russische boeren niet een duidelijke moderne koloniale mentaliteit van de autoriteiten overgenomen, de Russische boerengemeenschap in Basjkirië stond niet bepaald vijandig of onverschillig tegenover het tsaristische bestuur. Dat er een soort onoverbrugbare kloof tussen boer en staat gaapte, is daarom in Basjkirië geen bevredigende verklaring voor de ineenstorting van het tsaristische regime in 1917.

Conclusie

Het kolonialisme in Basjkirië bracht een unieke situatie binnen het rijk voort. De historische rechten van de Basjkieren werden tegelijkertijd beschermd en geschonden en het gebied viel tegelijk binnen en buiten het ‘beschaafde’ Rusland. Voor de Russische boeren die naar de regio trokken, vormde het kolonialisme in Basjkirië niet een uitgesproken motief om een boerenbedrijf op te richten. Hun verhuizing paste eerder in een langer bestaande zoektocht naar land. Ze richtten zich dan ook niet primair niet op het verheffen van de Basjkieren.

Echter, eenmaal aangekomen op hun nieuwe woonplek werden de Russische boeren meegezogen in een koloniale dynamiek waarbij de officiële druk op het eeuwenoude Basjkierse voorrecht op het land deze boeren de kans bood om op eigen initiatief hun landbezit buiten de traditionele gemeenschap uit te bouwen. Zo stimuleerde het Russische kolonialisme de beperkte ontwikkeling van modern denken en verwierven de boeren een prominente positie op het platteland van de regio. Door de komst van tienduizenden Russische boeren in de negentiende eeuw was Basjkirië zo tegelijkertijd een ‘overzeese kolonie’ en een kerngebied van het Russische rijk geworden.

Net als in de koloniale rijken van West-Europa reisden gewone onderdanen, veelal Russische boeren, naar de verre uithoeken van het rijk. Daar droegen ze bij aan de ingrijpende transformatie van andere volkeren, waardoor kolonie en kerngebied met elkaar versmolten. Juist door die versmelting was Rusland toch een koloniaal rijk als geen ander.

Paul van Dijk studeerde met deze scriptie af bij prof. Ido de Haan, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij is momenteel junior fellow bij de Amsterdam School for Regional, Transnational and European Studies (ARTES) van de UvA en is vanaf september werkzaam als docent bij Oost-Europese studies bij dezelfde universiteit in Amsterdam.

De volledige scriptie is hier te lezen.