Waarom is de intelligentsia uitgedacht?

Wie is er schuldig aan al ons onheil? De intellectuelen! Althans volgens patriarch Kirill, die kort voor Pasen alle rampen uit de twintigste eeuw in de schoenen van de Russische intelligentsia schoof. Waarom worden intellectuelen gehaat, zelfs nu ze zo  weinig in de melk te brokken hebben? Zijn ze een zondebok of hebben ze zichzelf in die positie gemanoeuvreerd? Sanne van den Tillaar brengt de toestand in kaart.

door Sanne van den Tillaar

‘De intellectueel is dood verklaard, maar vanwaar dan die aanhoudende verachting? Waarom wordt hij nog steeds voor van alles verantwoordelijk gehouden en waarom is hij opnieuw de schuld van alles?’ vraagt Andrei Archangelsky zich af  in een essay getiteld 'De intelligentsia: dat is cool'. In dit artikel voor de Russische nieuws- en opiniesite Colta.ru onderzoekt de cultuurcriticus en journalist Archangelsky de status van de intelligentsia in het huidige Rusland.

Filosoof en politicoloog Isaiah Berlin stelde eens dat de idee van de intelligentsia ‘Ruslands belangrijkste bijdrage aan het werelderfgoed is geweest’. Maar volgens de Russische journalist en cultuurcriticus Andrei Archangelsky bestaat er in Rusland over weinig zaken zoveel negatieve consensus als over de ‘intelligentsia’. Die is namelijk door en door verrot, de as van het kwaad, principeloos en lachwekkend en dat vinden volgens hem een hoop Russen.

Vijandigheid tegenover de intelligentsia heeft een lange geschiedenis in Rusland. In 1922 maakte Vladimir Lenin een lijst van 220 intellectuelen, filosofen, wetenschappers en schrijvers die hij als ongewenst beschouwde. Ze werden op schepen gezet en verbannen. Die intellectuelen waren geen staatsvijanden, toch werden zij gedeporteerd. Lenin wilde van ze af omdat ze niet in de pas wilden lopen met zijn revolutionaire plannen. Lenin, zelf afkomstig uit het sociale stratum van de intelligentsia, verachtte het kleinburgerlijke deel van de intellectuelen, maar was tegelijkertijd afhankelijk van hun steun voor de revolutie.

Oberburgermeister HakenDe 'Oberbürgermeister Haken' was een van de zogeheten 'filosofenschepen' waarmee de Russische intellectuelen werden gedeporteerd, Wikimedia 2010

Honderd jaar later vormt de intelligentsia ook een obstakel voor Poetin. Zijn strategie voor beteugeling van deze groep is tweeledig en bestaat uit coöptatie en repressie. Het is hem gelukt een goed deel van de denkende minderheid voor zich te winnen dan wel hun verzet de kop in te drukken. Zo verloren veel prominente intellectuelen hun baan en anderen zagen zich genoodzaakt Rusland te ontvluchten. Een ander deel schaarde zich achter hem in ruil voor comfort en privileges. Maar uiteindelijk is er nog een klein deel op wiens geest Poetin geen vat krijgt. 

Deze kleine groep wordt in haar voortbestaan wel op allerlei manieren getergd. Volgens Archangelsky is negatieve propaganda het voornaamste instrument dat tegen haar wordt ingezet. Intellectuelen worden volgens hem voortdurend afgeschilderd als dwazen in plaats van als rationele wezens. Daarmee probeert men hen te beroven van hun ethische fundament. Het ridiculiseren van de intelligentsia stamt uit de Sovjet-periode. De Sovjet-propagandamachine schetste de karikatuur van de armoedige, onhandige, fysiek zwakke academische figuur. Zo werd de intellectueel in de literatuur en films voorgesteld. Hoewel iedere Rus inmiddels op de hoogte is van het tragische lot van de intellectuele dissident, lijkt dit denigrerend beeld intact gebleven. Onlangs schreef patriarch Kirill alle tegenslagen van de 20ste eeuw nog maar weer eens toe aan de intelligentsia. 

Ridiculisering

De ridiculisering van de intellectueel is natuurlijk alleen effectief als het beoogde mikpunt wordt geraakt, als de intellectueel zich aangesproken voelt. Maar de huidige Russische intelligentsia heeft geen gemeenschappelijke uiterlijke of culturele kenmerken meer.  De klassieke intellectueel, het prototype uit films en boeken, bestaat allang niet meer. Vandaag de dag kunnen we de intellectueel niet meer herkennen aan zijn hoed, zijn eloquentie, zijn manieren, of zijn opleiding. Hij is ook niet degene die veel boeken heeft gelezen of als intellectueel is aangemerkt door de overheid. De moderne intellectueel, zegt Archangelsky, onderscheidt zich door zijn geweten, door zijn morele en ethische habitus. Je zou kunnen zeggen dat de nieuwe intellectualiteit is ontstaan als antwoord op het totalitarisme van de 20ste eeuw dat verschillende verschijningsvormen had, maar altijd een nieuwe ongekende hel betekende.

Archangelsky haalt hierbij het klassieke voorbeeld van Hannah Arendt aan (in Responsibility under Dictatorship, 1964). Slechts een klein deel van de Duitse samenleving in de jaren ‘30, schrijft Arendt, was niet gevoelig voor de propaganda en dit werd niet bepaald door cultuur, opleidingsniveau of een zekere moraal. De meeste mensen pasten zich snel aan de nieuwe overheersers aan, nieuwe waarden werden moeiteloos geadopteerd, de nieuwe cultuur werd aanvaard.

Arendt concludeert: ‘Het enige effectieve middel tegen deze onderwerping was niet zozeer een culturele als wel een psychologische praktijk: het vermogen (van een mens) om een interne dialoog met zichzelf aan te gaan.’ De scheidslijn tussen zij die zelf willen denken en zij die dat niet willen loopt door alle lagen van de bevolking en is onafhankelijk van klasse, milieu of opleiding, zegt Arendt. Tegelijkertijd wijst ze op de 'Selbstlosigkeit' (gebrek aan eigen identiteit, de wens om op te gaan in een groter geheel) van de massa die in tegenstelling tot een bepaalde klasse of partij geen wezenlijke belangen in de maatschappij heeft en daarmee het perfecte vehikel en instrument vormt in totalitaire projecten.  

Ook Archangelsky refereert aan die 'Selbstlosigkeit': ‘In een autoritaire staat geven de meeste mensen er de voorkeur aan hun geweten uit te besteden, en zo wordt de oplossing voor existentiële vragen als "wat is goed?" en "wat is kwaad?" overgedragen aan de staat'. Zo ontslaat men zichzelf van de verantwoordelijkheid zelfstandig te denken en beslissingen te nemen. Maar 'de hoogste rechter is niet de werkgever, president of staat, dat ben je zelf.’ Een intellectueel is hij die in staat is zijn eigen rechter te zijn, aldus Archangelsky.

Als morele buffer houdt intelligentsia systeem in stand

De intelligentsia als sociale klasse laat zich lastig definiëren, schrijft Karl Mannheim, grondlegger van de kennissociologie: ‘haar sociale positie is wankel en het ontbreekt haar aan een stevige basis in de economie. Echter, het is precies het instabiele van de intelligentsia dat haar tot een ideologische leider van haar tijd maakt.’ De eerste kiemen van de intelligentsia ontstonden in Rusland in de eerste helft van de 19de eeuw toen de jonge intellectuele elite zich van het regime van Nicolaas I vervreemd begon te voelen. Een benarde positie, zij werd immers door en voor datzelfde regime opgeleid. Deze vervreemding lokte een verlangen naar een kritisch dispuut uit. De leden van de elite verzamelden zich in kleine cirkels, zogeheten ‘kroezjki’, om uiting te geven aan hun kritiek op het regime, hun intellect, maar ook voor vriendschap en gezelligheid.

De intellectueel in Rusland ontstond in reactie op de gezaghebbende staat, zegt ook Archangelsky. Bitter constateert hij: ‘Een tekort aan individueel geweten bij de meerderheid wordt gecompenseerd door een verhevigd bewustzijn bij bepaalde mensen en hierin schuilt geen schoonheid, dit is simpelweg droeve, wiskundige logica.’ Hij voegt daaraan toe: ‘Zo bezien is zeggen dat “de intelligentsia dood is” zinloos: intellectuelen bestaan in Rusland als een buffer tegen een volledige morele ineenstorting. Paradoxaal genoeg helpen ze op deze manier het systeem juist tot in de eeuwigheid in stand te houden.’

Hoe groter het ethisch vacuüm en de morele erosie van de meerderheid, lijkt Arkhangelsky te zeggen, des te sterker wordt de ethische verantwoordelijkheid van een kleine groep mensen. Hoe marginaal ook, zal deze steeds net genoeg opleveren om totale desintegratie tegen te gaan. Als een heel klein dijkje biedt ze weerstand aan een tsunami die anders de povere werkelijkheid zou blootleggen die nodig is om de ogen van de massa te openen.

Comfort corrumpeert

De jaren ’90 waren voor de intelligentsia een tijd van spirituele en morele crisis. Na de val van het communisme verloor zij haar positie in de samenleving als criticus van de staat. Het was alsof de Russische intelligentsia haar rol als tegenstander van de autocratie opgaf toen de communistische staat instortte, schrijft politicoloog Lilia Sjevtsova. De opkomst van een nieuwe vorm van autocratie, het super-presidentschap van Boris Jeltsin, liet de intellectuelen verloren en gedesoriënteerd achter. ‘Helaas, bleek “de denkende minderheid” niet in staat de aanjager van verandering te zijn na de val het communisme.’

Sjevtsova benadrukt in dit verband de vitale rol die intellectuelen spelen bij een succesvolle transitie van samenlevingen. Intellectuelen bepalen de morele koers en de strategische richting. De intelligentsia gelooft sterk in de kracht van woorden voor de hervorming van het discours en daarmee de gehele maatschappij. Ze helpt bij de ontwikkeling van een nationale en publieke consensus rondom het concept van vrijheid.

Maar de Russische intellectuelen lieten het afweten. In plaats daarvan trad een substantieel deel van de intelligentsia onder Poetin toe tot de gelederen van de heersende elite en verloor totaal haar kritische houding. ‘Door de bank genomen hebben de intellectuelen niet in groten getale afstand genomen van het regime, ook niet toen dat openlijk autocratisch bleek,’ schrijft Sjevtsova.

Waar Archangelsky vooral spreekt over de demoralisering van buitenaf, legt Sjevtsova het probleem meer bij de intellectuelen zelf. Volgens haar is de intelligentsia altijd bang voor het volk geweest. Al onder de tsaren koos zij liever de kant van de autocraten uit angst voor volksopstanden. Diezelfde angst maakt dat een goed deel van de intellectuele elite het regime van Poetin steunt. Bovendien vrezen veel intellectuelen voor het verlies van hun dierbare, verworven posities en het comfort dat hiermee gepaard gaat. Intellectuelen die loyaal zijn aan de staat krijgen toegang tot lucratieve posities in de media, in de filmindustrie en binnen het staatsapparaat. De ondergang van onafhankelijke intellectuelen als klasse heeft volgens Sjevtsova de kans op hervorming aanzienlijk verkleind.

'Dankzij obscurantisme kunnen oplichters zich uitgeven als uitvinders'

Socioloog Vladimir Shlapentokh ziet in de verspreiding van obscurantisme een bewijs van de anti-intellectuele sfeer in Rusland. ‘Deze sfeer maakt dat oplichters zich kunnen uitgeven als grote uitvinders zolang machthebbers hen ondersteunen.’ Deze tendens manifesteert zich overigens overal in de westerse wereld in de vorm van het oprukkende populisme. Archangelsky noemt populisme ‘politiek voor onvolwassenen’ en wijst op het gevaar van populisme dat volgens hem een beroep doet op de slechtste eigenschappen van de mens. Een symptoom van deze anti-intellectuele sfeer is een terugkeer naar traditionele en patriarchale waarden, die volgens Archangelsky een rechtvaardiging voor geweld zijn, ‘een poging om wreedheid te legitimeren als politieke en menselijke norm.’

Dit traditionalisme is zo aantrekkelijk, stelt Archangelsky, omdat het je vrijwaart van het nemen van onafhankelijke beslissingen. Er  wordt al voor je besloten. Hoe te denken over  geschiedenis, aardrijkskunde, ras en cultuur is vooraf bepaald. Archangelsky maakt het niet expliciet, maar hij lijkt hier een verband met de jaren ’30 te leggen. Zo bezien is het opstaan van een groep kritische en verantwoordelijke intellectuelen hoogst urgent.

Maar daartoe moet eerst de naam van de intelligentsia worden gezuiverd, schrijft Archangelsky. ‘Het is geen schande om een intellectueel te zijn, er is niets belachelijks aan.’ Van de intellectueel hangt veel af en hij is nogal altijd beter dan een militarist, xenofoob, chauvinist of racist. Geweld is een makkelijke oplossing, je verstand gebruiken is veel complexer. ‘Het is zwaar. De intellectueel is cool,’ besluit Archangelsky.

Zie ook 'There is a black hole where Russia's ethics should be.'

Bronnen: Colta.ru, Carnegie, Responsibility under dictatorship, Hannah Arendt: 1964

Wekelijkse update?

Iedere donderdag uitgelichte artikelen in uw mailbox

Eerst doorlezen? U kunt zich ook later aanmelden via de home pagina.

Als u in uw browser de cookies blokkeert, ziet u deze popup steeds weer. Daarvoor excuus.