'Na een eeuw nog altijd die muur'

De Oktoberrevolutie heeft het leven van generaties Russen beïnvloed. Na 1917 kregen alle lagen van de bevolking zij te maken met een burgeroorlog, het stalinisme en een machtige geheime dienst. Helen Saelman liet vijf nazaten uit vijf verschillende sociale klassen, die allemaal op hun manier door het communisme zijn geraakt, hun familieverhaal vertellen. Zoals de adellijke Ljoedmila Skoelskaja, geboren in 1945.

door Helen Saelman

Het verhaal zoals verteld door Ljoedmila Skoelskaja, geboren in 1945.

LjoedmilaSkoelskaja
Foto Helen Saelman

 

'Het geslacht Skoelski gaat terug tot de tijd van Ivan de Verschrikkelijke'

'Mijn voorouders bezaten land dat werd bewerkt door lijfeigenen. De meesten van hen waren ook officier in het leger van de tsaar; mijn betovergrootvader heeft meegevochten tegen Napoleon, mijn overgrootvader tegen de Turken. Na de afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 droeg mijn overgrootvader bijna al zijn landerijen over aan de boeren. Puur uit rechtvaardigheidsoverwegingen. De Skoelski’s zijn van oudsher liberaal. Enkel de braakliggende gronden behield mijn overgrootvader, want zonder landerijen op hun naam zouden zijn kinderen niet meer verkiesbaar zijn binnen bestuursorganen.

Zijn zoon, mijn grootvader Dmitri Skoelski werd in 1875 geboren in Jaroslavl. Na zijn studie aan de juridische faculteit van Sint-Petersburg werkte hij op verschillende plaatsen als rechter. Hij was openlijk lid van de kadetten.[1] In 1906 werd hij verkozen in de eerste Staatsdoema. Nicolaas II had na de revolutie van 1905 moeten instemmen met de oprichting van een parlement, maar na een paar maanden vond hij al een aanleiding om het te ontbinden. Zoals alle Doemaleden was mijn grootvader daar verontwaardigd over, en hij ondertekende een gezamenlijke oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Hij kreeg een gevangenisstraf van drie maanden en een verbod om in overheidsdienst te werken. Zijn straf zat hij uit in 1907, toen hij al getrouwd was.

Daarna ging hij aan de slag als advocaat. Hij moest ervan leven, maar als zijn cliёnten arm waren, hoefden ze niet te betalen. Hij was een bescheiden en eenvoudig mens. Snobisme is de Skoelski’s altijd vreemd geweest. Ze hadden respect voor arbeid, verdienden hun eigen brood. Mijn grootvader en zijn zus Klavdia hadden, afgezien van die onbruikbare grond, geen cent geёrfd: hun vader had al zijn geld in de ontwikkeling van Jaroslavl gestoken. Voor hun studie waren ze aangewezen op een staatsbeurs. Klavdia is nooit getrouwd omdat ze geen bruidsschat had; ze heeft haar hele leven als onderwijzeres gewerkt.

Ook mijn grootmoeder, Marija Koelomzina, stamde uit verarmde adel, en ook zij wist van aanpakken. Ze werkte als oogarts in een ziekenhuis, gaf les in hygiëne op een meisjesgymnasium en zorgde daarbij voor de twee kinderen. Het gezin woonde in Jaroslavl, in een klein herenhuis in het centrum. Ook al waren ze niet echt rijk, een gouvernante en wat huispersoneel konden ze zich veroorloven. Maar uitnodigingen voor bals en recepties sloegen ze af, heb ik van mijn tante gehoord, omdat ze geen geld hadden om zelf iets te organiseren.

DmitriSkoelskilidDoema1906Dmitri Skoelski, lid van de Eerste Doema in 1906

Naar platteland om te overleven

In 1918 waren ze gedwongen te vertrekken omdat er in de stad niets meer te eten was. De Eerste Wereldoorlog was al jaren aan de gang en de burgeroorlog stond op uitbreken. In mei vertrok het gezin samen met tante Klavdia naar Ljoebim , ruim honderd kilometer verderop. Hier bezat mijn oma samen met haar zusters een klein landhuis met een stukje grond, een geschenk van een rijke oom. Bij hun aankomst bleek het landhuis bezet te zijn: na de revolutie waren er enkele arbeiders- en soldatengezinnen ingetrokken. Terug naar Jaroslavl kon niet meer, want hun huis daar was ogenblikkelijk in beslag genomen door de bolsjewieken. Ze hebben zich dus geïnstalleerd op de bovenverdieping en er het beste van gemaakt.

In Ljoebim was de macht inmiddels in handen van de sovjets van soldaten, boeren en arbeiders; fabrieken werden genationaliseerd, kolchozen opgericht. Mijn grootouders hadden vanuit Jaroslavl twee geiten, een paar konijnen en wat kippen meegebracht. Na veel gesoebat bij de bolsjewieken kregen ze toestemming om een moestuin aan te leggen. Op hun eigen grond!

Van vroeg tot laat werd er gewerkt: spitten en schoffelen, geiten hoeden, hout sprokkelen, vuur maken, water halen uit de rivier, op pad om bieten of aardappelen te ruilen tegen eieren. De meegebrachte kippen waren al snel doodgegaan. Mijn grootmoeder behandelde af en toe iemand aan zijn ogen en kreeg dan als betaling wat etenswaren. De kinderen werden onderwezen door hun tante; buiten de lessen moesten ze meehelpen in het huishouden. Mijn vader heeft altijd een hekel gehouden aan het buitenleven.

Volksvijand aan de bedelstaf

Een paar maanden ging alles redelijk goed. Niemand leed honger en soms kwamen er zelfs kennissen over de vloer; dan werd er wortelthee gedronken en over politiek gesproken. Maar toen in juli 1918 in Jaroslavl een grote anti-bolsjewistische opstand was uitgebroken, kwam een kennis waarschuwen dat er een arrestatiebevel tegen mijn grootvader was uitgevaardigd. Hij had met die opstand niets te maken, maar door zijn afkomst en zijn eerdere Doemalidmaatschap was hij altijd de zondebok. Diezelfde dag is hij vertrokken. Mijn vader is nog met hem meegelopen tot aan het bos, daar hebben ze afscheid genomen. Vier jaar later, in 1922, werd er een algemene amnestie afgekondigd voor tegenstanders van de bolsjewieken; pas toen hebben ze elkaar teruggezien. Al die tijd had mijn grootvader zich verborgen gehouden in een ander gouvernement, waar hij met kleine baantjes aan de kost kwam.

KlavdiaSkoelskajadochtervanDmitriKlavdia Skoelskaja, de zus van Dmitri

Tijdens de grote stalinistische zuivering van 1930 werd mijn grootvader geclassificeerd als vijand van het volk, eerste categorie. Die eerste categorie betekende de bedelstaf: je mocht nergens werken, had geen recht op een uitkering en werd uit je huis gezet. Smeekbeden bij verschillende instanties hadden resultaat: hij mocht naar de derde categorie. Daarmee kon hij nog als straatveger aan de slag, of als lader-losser, dat soort dingen. Maar aan het einde van datzelfde jaar werd hij gearresteerd, op verdenking van betrokkenheid bij een antirevolutionaire monarchistische groepering. Terwijl hij zich sinds de Oktoberrevolutie ver van de politiek had gehouden! Hij werd veroordeeld tot vijf jaar strafkamp op de Solovetski-eilanden. Na vier jaar kwam hij vervroegd vrij. Het huis in Ljoebim was inmiddels geconfisqueerd en zijn gezin was ingetrokken bij een familielid in Leningrad. Mijn oma werkte daar als oogarts. Mijn grootvader kon zich niet bij hen voegen, want het was hem als vijand van het volk verboden in een grote stad te wonen. Tot aan zijn dood in 1943 woonde hij in verschillende kleine steden, bij familieleden en kennissen; af en toe kwam zijn vrouw of een van zijn kinderen hem opzoeken.

Escortmeisjes

Ook zijn kinderen zijn niet van ellende gespaard gebleven. Mijn vader is twee keer van de universiteit gestuurd. De eerste keer toen uitkwam dat hij bij zijn inschrijving zijn adellijke afkomst had verzwegen, en de tweede keer toen zijn vader veroordeeld was en hij weigerde hem publiekelijk te verloochenen. Na die tweede keer heeft hij zes jaar lang als arbeider gewerkt, tot hij weer een studie mocht beginnen. Zijn zus werd direct na de veroordeling van hun vader door de KGB onder druk gezet om met hen samen te werken. Veel adellijke meisjes werden ingezet als escortmeisje voor buitenlanders aan wie informatie moest worden ontfutseld; ze waren ontwikkeld, spraken een of twee buitenlandse talen en hadden goede omgangsvormen. Mijn tante weigerde, en ze had geluk: ze hoefde enkel een verklaring te tekenen dat ze nooit met iemand over dit voorstel zou spreken. Daar bleef het bij. Pas vlak voor haar dood heeft ze erover verteld. Maar velen die samenwerking weigerden, verdwenen zelf in de kelders van de KGB of in de kampen.

Zo hebben ze ons opgejaagd, vernederd, onderdrukt. We konden nergens studeren, nergens werken, nergens wonen. We waren het uitschot van de samenleving. Overgeleverd aan barbaren zonder hart en zonder hersens. Mensen met wie we niets gemeenschappelijks hadden. Tussen hen en ons stond een muur. Hun nakomelingen zitten nu op de beste plekken, en wij zijn nog altijd arm. En nog altijd is er die muur.                        

 

[1] Zo werden de leden van de constitutioneel-democratische partij – in het Russisch kortweg ‘ KD’ – genoemd. Deze liberale oppositiepartij pleitte voor de samenwerking tussen adel en volk en de invoering van een grondwet om de tsaristische autocratie te beteugelen.

Wekelijkse update?

Iedere donderdag uitgelichte artikelen in uw mailbox

Eerst doorlezen? U kunt zich ook later aanmelden via de home pagina.

Als u in uw browser de cookies blokkeert, ziet u deze popup steeds weer. Daarvoor excuus.