De ene dissertatie is de andere niet

Historicus Medinski, minister van Cultuur, mag zijn doctorstitel behouden. Historicus Aleksandrov moet zijn graad juist inleveren. De dissertatie van Medinski kon volgens vakgenoten de toets der academische kritiek niet doorstaan. Het proefschrift van Aleksandrov kon dat wel. Toch moest hij zijn graad inleveren omdat zijn werk ‘landverraderlijk’ zou zijn. Wordt er om politieke redenen met twee maten gemeten?

door Hubert Smeets

De ene dissertatie in Rusland is de andere niet. Het proefschrift van historicus Vladimir Medinski, die er zich op laat voorstaan dat hij als pure patriot historische bronnen die ongunstig zijn voor zijn land verheimelijkt en de omgekeerde feiten juist beklemtoont, kan er daarom volgens de regering mee door. De dissertatie van vakgenoot Kirill Aleksandrov uit Sint-Petersburg, die er geen geheim van maakt dat hij een anti-stalinistische kijk op de geschiedenis heeft, kan daarentegen geen genade vinden bij de regering.

Eind oktober besloot minister Olga Vasiljeva van Onderwijs en Wetenschappen dat haar collega Vladimir Medinski van Cultuur zijn doctorstitel mocht houden, hoewel de experts van de Hoge Attestatiecommissie zijn dissertatie als onwetenschappelijk hadden gediskwalificeerd. Een paar maanden eerder had het departement van Vasiljeva precies het omgekeerde oordeel geveld over de Petersburgse historicus Kirill Aleksandrov. Die moest zijn academische graad juist inleveren, omdat zijn proefschrift vergoelijking van een landverrader zou zijn. Vanwaar deze dubbelzinnigheid?

Medinski
Minister Vladimir Medinski. Foto Wikimedia

Ambtenaren zetten experts opzij

Vladimir Medinski promoveerde in 2011, een jaar voordat hij minister werd in het kabinet van premier Dmitri Medvedev, op een dissertatie waarin hij aan de hand van de westerse beeldvorming over Rusland van de vijftiende tot achttiende eeuw betoogt dat de valse westerse mythes over zijn vaderland al sinds mensenheugenis tot doel hebben om Rusland te verzwakken. De minister schreef dit proefschrift vanuit een puur patriottisch concept: zijn methodologie gaat niet uit van abstract ‘historisme’, maar is gebaseerd op het nationale belang van de staat, zei Medinski een en andermaal.

De vakhistorici van de Hoge Attestatiecommissie (VAK) namen daar echter geen genoegen mee. Volgens dit orgaan dat gaat over het academische niveau van het wetenschappelijk onderzoek in Rusland, kon Medinski’s dissertatie Problemen van objectiviteit in de manier waarop de Russische geschiedenis van medio 15de tot de 17deeeuw wordt belicht de wetenschappelijke kritiek niet doorstaan.

Dit proefschrift werd volgens de deskundigen van de VAK niet alleen ontsierd door potsierlijke fouten. De auteur maakte zich volgens de experts van de Hoge Attestatiecommissie ook schuldig aan onjuist brongebruik en methodologische vooringenomenheid. En er zou zelfs sprake kunnen zijn van fraude, omdat een vijftiental wetenschappelijke artikelen en monografieën van eigen hand, waaraan Medinski in zijn notenapparaat refereert, op één studie na nergens traceerbaar zijn. Dat zou er op kunnen wijzen dat deze studies überhaupt niet bestaan. Naderhand werd bovendien ook nog eens bekend dat twee officiële opponenten tijdens de verdediging van Medinski’s dissertatie die cruciale academische rol helemaal niet hadden gespeeld. Ze ontkenden althans dat ze hadden geopponeerd, hetgeen er op zou kunnen duiden dat hun handtekeningen onder het protocol geen waarde hebben. Om al deze redenen adviseerde de deskundigencommissie het presidium van de VAK begin oktober daarom in overgrote meerderheid (17 tegen 3) om Medinski zijn doctorstitel met terugwerkende kracht te ontnemen.

De bureaucratie besloot echter anders. Ruim drie weken later nam het presidium van de Hoge Attestatiecommissie dit advies van de vakhistorici niet over. In meerderheid (14 tegen 6) besloot het bestuur van de VAK om de doctorstitel van Medinski toch onberoerd te laten. Minister Vasiljeva van Onderwijs en Wetenschappen volgde deze lijn op 27 oktober met een speciale beschikking.

Breuk binnen attestatiecommissie

Daarmee is de zaak niet voorbij. De Moskouse classicus Ivan Babitski, de man die de zaak-Medinski met twee andere academici in 2016 aanhangig had gemaakt en gelijk kreeg van de experts, heeft de deskundigencommissie van de Hoge Attestatiecommissie nu gevraagd om de kwestie ten tweeden male te bespreken, omdat er procedurele fouten zijn gemaakt en er informatie aan de experts is onthouden.

Niet minder belangrijk zijn de consequenties in universitaire kring. Het afwijkende besluit van het presidium van de Hoge Attestatiecommissie heeft geleid tot een breuk binnen de VAK. De historici Pavel Oevarov, voorzitter van de historische adviesgroep, en Oleg Boednitski, hoogleraar geschiedenis aan de Hoge Economische School in Moskou, namen na de beslissing van het presidium ontslag bij de VAK. ‘De Medinski-casus toont prima aan dat in ingewikkelde situaties, als een belangrijke ambtenaar en zijn werk onderwerp worden aan analyse, het systeem begint te slippen’, aldus Boednitski. ‘De laatste instantie moet niet het presidium zijn, maar de expertcommissie. Wanneer niet specialisten, maar ambtenaren de besluiten nemen over de vraag wat door de beugel kan en wat niet, dan wordt de wetenschap ‘nonsens’, zei Boednitski tegen de Russische nieuwssite The Insider.

Met de finale beslissing van het presidium van de VAK en minister Vasiljeva was de academische graad van Medinski niettemin gered.

Oleg Witaljewitsch Budnizki Moskau Russland 2015
Historicus Oleg Boednitski. Foto Wikimedia

Landverrader Andrej Vlasov

Precies drie maanden eerder had het departement van Onderwijs en Wetenschappen precies de omgekeerde beslissing genomen over de academische graad van de historicus Kirill Aleksandrov uit Sint-Petersburg.

Aleksandrov had in 2016 met succes zijn doctorsdissertatie afgerond over het legerkorps van de Russische generaal Andrej Vlasov (1900-1946), een ooit gelauwerde officier uit het Rode Leger die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Wehrmacht krijgsgevangen werd gemaakt en vervolgens naar de Duitsers overliep.

Generaal Vlasov, die in 1946 in de Sovjet-Unie tot de doodstraf werd veroordeeld, is een controversiële figuur in de contemporaine geschiedenis van Rusland. Sinds de Tweede Wereldoorlog is hij decennia lang als landverrader gecanoniseerd, als het vleesgeworden kwaad dat buiten de Sovjet-Russische samenleving stond. Omdat de Russische collaboratie met de nazi’s in de Sovjet-Unie van na 1945 geen plaats mocht krijgen in de geschiedschrijving was Vlasov daarom tientallen jaren een anathema in de academische wereld. De kwalificatie ‘landverraad’ volstond. Hoe het tot dat landverraad was gekomen, kon geen onderwerp van historisch onderzoek zijn.

Andrei Vlasov hanging 1046
Executie van vlasovtsy anno 1946. Foto Executed Today.Com

Na de glasnost medio jaren tachtig kwam daarin een beetje verandering. Vlasov en zijn vlasovtsy werden voorzichtig een thema in de geschiedschrijving.

In zijn proefschrift over het ‘Russische Bevrijdingsleger’ van deze vlasovtsy probeert Aleksandrov vooral de beweegredenen over het voetlicht te brengen van generaal Vlasov en diens 2200 met naam en toenaam bekende officieren. Zijn studie is gebaseerd op bronnenonderzoek. Aleksandrov deed onderzoek in de archieven van de voormalige KGB aan het Loebjanka-plein in Moskou en bestudeerde de dagboeken en biografieën van 185 officieren uit het collaborerende Russische Bevrijdingsleger van Vlasov. In zijn dissertatie tracht Aleksandrov duidelijk te maken dat Vlasov als personificatie van het kwaad na de oorlog in de Sovjet-Unie groter is gemaakt dan hij op het slagveld daadwerkelijk was. Tot het eind van de oorlog vormden de vlasovtsy bijvoorbeeld geen zelfstandige eenheid, maar waren ze versnipperd in de Wehrmacht opgenomen. Pas op 14 november mocht Vlasov zijn eigen leger formeren. En zelfs toen was niet hij maar luitenant-generaal Fjodor Troechin, tijdens de burgeroorlog (1917/1922) voormalige vaandrig bij de Witten, de feitelijke chef-staf. Ook de motieven voor deze collaboratie waren complexer dan de sovjetcanon veronderstelde. De officieren van Vlasov hadden verschillende persoonlijke redenen om over te lopen. Maar bij velen was een hoofdmotief dat ze in de jaren twintig/dertig het slachtoffer waren geweest van de stalinistische repressie of dat ze uit burgerlijke gezinnen kwamen die de dupe waren geweest van de communistische omwenteling. Hun overlopen naar de nazi’s was dus ten dele in Rusland zelf geworteld.

Collaboratie als anathema

Aleksandrov is al zijn halve academische leven bezig met dit en aanpalende thema’s bezig. In 2002 was hij kandidaat-doctor geworden met een proefschrift over het ‘Comité ter Bevrijding van de volkeren van Rusland’, zoals de politieke tak van de vlasovtsy heette. De verdediging en publicatie van dit werk leidden vijftien jaar geleden volgens het weekblad Novaja Gazeta niet tot rumoer. De academische ambachtelijkheid van de openlijk uitgesproken anticommunistische Aleksandrov, die bijvoorbeeld ook actief is in de burgerbeweging De Witte Zaak die onder meer ijvert voor eerherstel van de anticommunistische witte generaal Koltsjak (1874-1920), werd in die jaren niet ter discussie gesteld. Niemand betwistte dat Aleksandrov zichzelf ‘kandidaat in de historische wetenschap’ mocht noemen.

Een decennium later gebeurde dat ineens wel. Eind 2014, een half jaar na de Majdan in Kiev, leidde een artikel van Aleksandrov in Novaja Gazeta over de West-Oekraïense nationalist/fascist Stepan Bandera (1909-1959) al tot commotie.

Die opwinding zette door bij de publicatie in 2016 van zijn finale dissertatie over Vlasov en diens manschappen. Eerst werd de promotieplechtigheid verstoord door activisten. Politici voegden zich daarna in het koor der critici. En vervolgens dienden collega-historici een klacht in bij de Hoge Attestatiecommissie, die het proefschrift voor een tweede beoordeling voorlegde aan een speciale commissie van krijgshistorici.

Die militaire geschiedkundigen adviseerden eind mei 2017 in kleine meerderheid (11 tegen 8) negatief over het werk van Aleksandrov en adviseerden hem zijn academische graad af te nemen. Anders dan in het geval van de klacht tegen het proefschrift van Medinski, nam het presidium van de VAK dit advies over Aleksandrov een paar weken later wel over. Op 26 juli 2017 bekrachtigde onderminister Grigori Troebnikov van Onderwijs en Wetenschappen het besluit om de Petersburgse historicus een jaar na dato alsnog zijn titel te ontnemen.

KirillAleksandrov
Historicus Kirill Aleksandrov. Foto Europese Universiteit Sint-Petersburg

Ruim interpretabele wetgeving

De Russische wetgeving is niet op de hand van Kirill Aleksandrov. Sinds april 2014 is een wet van kracht die ‘rehabilitatie van het nazisme’ en ‘verering van nazi’s en hun collaborateurs’ verbiedt, op straffe van vijf jaar kamp. Doemalid Irina Jarovaja wees drie jaar geleden alle bezwaren tegen deze wet, waarvoor ook Medinski voordien als volksvertegenwoordiger al jaren had gepleit, van de hand met een beroep op onder meer het feit dat ook sommige westerse landen een verbod op holocaust-ontkenning in de wet hebben opgenomen.

Het gaat bij dit soort wetgeving op het snijvlak van strafrecht en academische vrijheid uiteraard om het interpretatiekader dat hij de handhaving wordt gehanteerd.

Welnu, in de wet ligt min of meer vast waar wederrechtelijke politieke rehabilitatie begint en wetenschappelijke geschiedschrijving eindigt. Het Tribunaal van Neurenberg (1945-1946) is de maatstaf voor dé historische waarheid, waaraan niet valt te tornen.

Dat criterium is tegelijkertijd ook het probleem. De veroordeling van de Duitse oorlogsmisdadigers in deze Beierse stad was niet louter gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek maar eveneens het resultaat van een politiek compromis tussen de drie zegevierende geallieerde mogendheden. De wettekst is op sommige punten bovendien vaag geformuleerd. Bijvoorbeeld in de zinsnede waarin sprake is van ‘ontheiliging van de symbolen van de militaire glorie’ van Rusland. Evenmin exact is de passage waarmee ‘verspreiding van informatie over militaire en andere herdenkingsdata, die duidelijk disrespectvol is voor de maatschappij’ strafbaar wordt gesteld. ‘Hoe kan informatie getuigen van disrespect’, zo vroeg historicus Ivan Koerilla van de Europese Universiteit in Sint-Petersburg zich af nadat de wet door de Doema was goedgekeurd. Bij de toepassing van deze Jarovaja-wet uit 2014 kan de Russische justitie dus vele kanten op.

Overwinningscultus

Kirill Aleksandrov heeft dat ervaren, omdat hij een hachelijk onderwerp aankaartte. Medinski deed dat niet. Los van het feit dat hij een politicus is en zodoende tot de regerende elite behoort, handelde zijn gemankeerde dissertatie niet over de Tweede Wereldoorlog.

Dat laatste is volgens Ivan Koerilla de crux. ‘Bij onderzoek naar bijna alle historische periodes is tot nu toe nog steeds veel mogelijk, ook als het gaat om het stalinisme in de jaren dertig. Maar die vrijheid is er niet rond de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog is het belangrijkste bestanddeel van onze nationale herinnering. De Russische identiteit draait immers om lijden, martelaarschap én de overwinning in de Grote Vaderlandse Oorlog’, zei Koerilla in een gesprek dat ik begin oktober met hem had in Sint-Petersburg.

Dat heeft volgens Koerilla te maken met de rol die de geschiedenis en dus ook de geschiedschrijving speelt in het huidige Rusland Het publieke debat over actuele maatschappelijke zaken is er zieltogend, of onmiddellijk oppositioneel, terwijl het verleden juist dag in dag uit in de massamedia en elders aan bod komt. Geschiedschrijving in Rusland is daarom hedendaagse politiek over de rug van het verleden. ‘De herinneringspolitie staat geen discussie over de toekomst toe. Elk politiek debat in Rusland gaat over het verleden´, aldus Koerilla. ‘Een belangrijk discussiepunt daarbij is bijvoorbeeld: welk verleden beviel Rusland het meest, het imperiale Rusland van voor 1917 of het Sovjet-Rusland van 1945? Het aantal standbeelden neemt daarom almaar toe: Ivan de Verschrikkelijke, generaal Koltsjak, leider Stalin, ingenieur Kalasjnikov et cetera.’

Hoe nadrukkelijker deze discussie met de Tweede Wereldoorlog te maken heeft, hoe meer ze is omgeven door taboes en geboden. Koerilla: ‘Dat uit zich ook in het hedendaagse taalgebruik. Sinds 2014 zijn weer woorden in zwang die voordien alleen werden gebruikt in de geschiedenisboeken over de Tweede Wereldoorlog. Zoals: nazi’s, vrijwilligersmilities, strafexpedities en strafbataljon. Er is onder Poetin sprake van een Pobeda-cultus, een overwinningscultus. De geschiedschrijving van de Grote Vaderlandse Oorlog staat daarom onder controle van de staat.’

download
Ivan Koerilla. Foto Europese Universiteit

Wekelijkse update?

Iedere donderdag uitgelichte artikelen in uw mailbox

Eerst doorlezen? U kunt zich ook later aanmelden via de home pagina.

Als u in uw browser de cookies blokkeert, ziet u deze popup steeds weer. Daarvoor excuus.